De familie Zimet
Op m’n zesde jaar, juni 1950, kwam ik in de
Borssenburgstraat op nummer 9 boven de fietsenzaak van m’n
vader wonen. Een bedrijf tot dan toe van m’n grootouders was
geweest. Recht tegenover de fietsenwinkel woonde op nummer 8
de familie Zimet, bestaande uit tante Agi, oom Max en hun
zonen Aldo, Ronald en Chaim. Een warm en hecht gezin waar ik
regelmatig zomaar even naar binnenwipte en waar ik altijd
meer dan gastvrij ontvangen werd. Van de vele herinneringen
aan mijn bezoekjes heb ik een aantal op het papier gezet.
Een glijbaan in huis
M. Zimet, Borssenburgstraat 8 huis. Ik trek aan het touwtje
dat uit de brievenbus hangt en ik stap naar binnen. In de
gang kan ik het geluid al horen dat zich in een vast,
staccatoritme, telkens herhaald. rrrrrrrroetzzzzzzz, knip,
rrrrrrrrroetzzzzzzz, knip, rrrrrrrroetzzzzzzz, knip,
rrrrrrrrroetzzzzzzz, knip……
Als ik de woonkamer van de kamer en suite binnenkom kijkt
Tante Agi even op, glimlacht en gaat weer verder met haar
naaiwerk. Haast automatisch kijk ik even naar de zijkant van
een van de twee kasten, die de voor- en achterkamer van
elkaar scheiden. Dit om er zeker van te zijn dat de foto van
tante Agi gehuld in atletiekkleding er nog hangt.
Wonderlijk, maar die foto van tante Agi ergens op een
sintelbaan in een, voor mij, vreemd land heeft voor mij een
heel aparte betekenis, zonder dat ik precies zou kunnen
uitleggen waarom. Wellicht dat tederheid en wilskracht welke
op het gezicht van tante Agi samenkomen mij zo aanspreken.
Mijn blik richt zich nu naar de achtergrond waar in de
slaapkamer, ingeklemd tussen de muur en het tweepersoonsbed,
een groot tafelblad ligt bekleed met een dikke metalen
plaat. Het tafelblad wordt ondersteund door twee ferme
schragen elk op tafelhoogte afgesteld.
Oom Max kijkt even op en ook hij knikt. Via de hal en de
slaapkamerdeur loop ik naar oom Max toe om te zien wat hij
op die tafel aan het doen is.
“Ik maak” zo legt hij uit “een aantal onderdelen voor
regenjassen die tante Agi straks in elkaar kan zetten tot
een hele regenjas. Kijk hier is een kraag, althans de delen
die tezamen een kraag moeten gaan worden”. Oom Max legt een
soort halve maantjes van regenjasstof op de tafel en met een
kwastje met wat lijm plakt hij twee maantjes met de rug van
de stof tegen elkaar aan. Het lijkt nu net of de bovenkant
van de kraag van het zelfde materiaal gemaakt is als de
onderkant.
“Ik zie daar…. “ en nog voor ik verder kan vragen geeft oom
Max al het antwoord. “Dat zijn de delen voor ceinturen, die
ga ik straks plakken”. “Waarom plakt u het eigenlijk en
stikt tante Agi het niet tegelijk?” “Dat heeft met de stof
en de waterdichtheid te maken, het worden immers
regenjassen. Eerst plak ik de delen aan elkaar en daarna
stikt tante Agi ze verder aan elkaar tot ze een geheel
vormen, net zolang totdat de regenjas helemaal klaar is”.
“Hoe heet de stof ?” “Gabardine” antwoord oom Max. “En dat
plakspul?” vraag ik wijzend op de pot met het kwastje. “Is
dat spul hetzelfde als voor een lekke band?” “Ja zoiets”
lacht Oom Max om mijn vraag, “het is inderdaad een soort
vloeibaar rubber”. “Kan u dan geen waterdichte binnen- en
buitenbanden voor m’n vader maken?” grap ik.
Tante Agi onderbreekt haar werk even en staat op van achter
haar naaimachine. “Moet je wat drinken?” ““Nee tante Agi.”
Wil je wat eten?” “Nee tante Agi.” “Weet je het zeker?” “Ja
tante Agi.” “Als je niet eet of drinkt wordt je ziek weet je
dat wel?” “Ja tante Agi.” “Weet je zeker dat ik niet even
naar Broerse moet lopen om iets te halen?” Ik ben heel even
van m’n padje, tante Agi en lopend naar Broerse? Tante Agi
en lopen? Ik heb tante Agi nog nooit gewoon zien lopen.
Tante Agi rent altijd, trouwens net als m’n vader Joop. Joop
en Agi rennen altijd. Ze zijn vast en zeker van hetzelfde
bouwjaar. “Eh, nee tante Agi ik hoef echt niks. Ik kwam
eigenlijk alleen even kijken of Ronnie er is”. “Nee die komt
later. Als je tegen zo’n uur of vijf terug komt mag je nog
even komen glijden en als je wilt kun je dan gelijk
mee-eten”. “Goed, moet ik wel even tegen m’n moeder zeggen
dat ik niet thuis eet”.
Precies om vijf uur ben ik terug en zie dat oom Max met wat
opgedroogde lijm een soort rubber rolletje maakt. Daarmee
rolt hij vervolgens de hele tafel rond waardoor alle
lijmresten als vanzelf aan elkaar blijven plakken en het
rubber rolletje almaar groter wordt . Oom Max rolt net
zolang over de tafel totdat hij een hele grote rol overhoud
en de tafel van alle lijmresten gezuiverd is.
“Nu gaan we glijden” belooft oom Max, onderwijl een van de
schragen weghalend. Het tafelblad rust nu heel scheef op de
ene overgebleven schraag en de vloer. Met behulp van een
stoel klimmen we op de hoge kant van de schuinstaande tafel
en roetsjen naar beneden. Om beurten mogen we op oom Max z’n
glijbaan! En zeg nou zelf wie heeft er nu een glijbaan in
z’n huis. Na een poosje is het uit met de pret en wordt de
glijbaan en de naaimachine opgeborgen.
De Zimet’s, tante Agi, oom Max, Aldo, Ronald en Chaim gaan
zo eten en….ik mag mee-eten. Eten dat ik nooit thuis te eten
kreeg. Knoedel, een soort aardappelballetjes en tomatensoep
met suiker. Na het eten mag ik nog even kijken in het enge
plaatjesboek vol malle letters en in een taal die ik niet
kan lezen en dan……. “welterusten tante Agi, welterusten oom
Max”. Ik steek de straat over en ga naar bed. Ik droom die
nacht van een reuzenrad in mijn eigen slaapkamer en van het
komende Zimet verjaarsfeest.
Theater Zimet presenteert
Er is er een jarig, hoera! Bij Zimet is er één jarig en dat
moet gevierd worden. Ruim van te voren zijn de woonkamer en
slaapkamer ontruimd, tante Agi en oom Max hebben een dagje
vrij van hun werk gepland.
In de woning wordt een echt theater opgebouwd. Maar voor dat
het zover is, wordt er door tante Agi en oom Max druk
overlegd in een soort taal die ik niet kan verstaan. Soms
lijkt het net, als ze samen het goede ritme te pakken
hebben, of tante Agi haar naaimachinegeluid nadoet. Ik denk,
als ik naar Aldo kijk, dat hij het taaltje wel kan volgen.
Na een poosje sjouwen en verplaatsen van de naaimachine en
allerlei meubilair is de woonkamer omgetoverd tot “De
Theaterzaal” en de slaapkamer tot, dat woord herken ik “De
Bühne”. De overgordijnen worden gesloten en de belichting
van het Theater aangepast.
Het publiek komt binnen. Henkie, Robbie, Hans en nog een
tiental kinderen. Tante Agi gaat als een volwaardige
ouvreuse door de theaterzaal, en zet de gasten op de juiste
plaats, vraagt of ze limonade willen, stopt ze vervolgens
vol met koek en snoep (want een kind moet immers goed eten).
De inloop en het voorprogramma is in handen van oom Max
parafraserend aan de piano. Het eerste echte nummer is een
optreden van de met goud bekroonde, internationaal
gerenommeerde violist oom Leo uit de Rivierenbuurt. Oom Max
zal de begeleiding van oom Leo’s vioolspel tijdens dit stuk
vol van flageoletten en vingervlugge snarenpijnigende
grepen, op zich nemen. Oom Leo werd, als was hij Paganini
zelve, zoals elke verjaardag opnieuw, zonder waarschuwing
vooraf, op de jonge toehoorstertjes en hun oortjes
losgelaten. Liszt’s “Für Elise” brengt heel even het vuur
terug in oom Leo’s aderen en wel zo dat oom Max zo nu en dan
even de richting van het muziekstuk kwijt is. Ook wij,
gewend aan de klanken van Eddy Christiani en de Ramblers,
zijn naar een aantal streken van oom Leo op z’n instrument
het spoor eveneens bijster. Maar alleen een kniesoor die
daar kwaad van zou spreken, laat staan een oordeel zou
vellen over oom Leo’s vioolspel. En ach, een kniesoor is
meestal toch toondoof en het klassiek repertoire (nog) niet
waard. Wel heb ik een jaar of wat later van oom Max gehoord
dat de kat die toen bij de Zimet’s was aangelopen hetzelfde
geluid maakte als oom Leo met zijn viool. Na het eerste
nummer volgde nog een tussenspel van oom Max met zang van de
kinderen en de hoofdattractie van de voorstelling kon
beginnen.
Tijdens de entr’acte had een vriend des huizes, meneer
Demant, zich omgekleed en kwam de bühne op in rokkostuum
compleet met hoge hoed. Hij stelde zichzelf aan ons, het
hooggeëerd publiek, voor als “de Magiër”. Vlot werden door
hem allerlei doekjes, vlaggen, kaarten, brandende kaarsen en
zelfs een kunststof duif te voorschijn getoverd. Dat een
aantal truuk’s zo af en toe wat haperden (verroest
veerwerk?), of niet geheel lukten, drukte voor ons
toeschouwers geenszins de pret. Want wie van ons had een
vader die piano speelde, een oom die viool kon spelen en een
huisvriend die kon goochelen. Na het slotapplaus gingen alle
gordijnen open, het theaterlicht gedoofd en kwam tante Agi
nogmaals rond met limonade, koek en snoep. Want met een lege
maag kun je nou eenmaal geen feestvieren.
Oom Leo z’n verzameling
Na afloop van een der optredens zijn we ook een keer met een
bakfiets vol verhuisspullen naar oom Leo z’n woning geweest
ergens in de Roerstraat. Oom Leo had z’n kamer vol gestouwd
met tekeningen en schilderijtjes. Zo bestond het voeteneinde
van z’n bed uit, dacht ik, sinaasappelkisten die ook vol
zaten met tekeningen, etsen e.d. En de muren hingen vol met
echte olieverf doeken. Oom Leo was een bijzondere man, maar
ja dat heb je vaak met artiesten.
Showboot
M’n ouders waren voor het eerst sinds een lange tijd samen
op vakantie met de reisvereniging van Flip Heil. En ik mocht
logeren bij tante Agi en Oom Max. Waar ik precies sliep weet
ik niet meer, ik dacht in een soort kamertje onder de trap,
maar weet het niet meer zeker. Wat me nog wel is bijgebleven
is iets heel bijzonders. Normaal gesproken moest ik elke
avond na het eten om 7 uur naar bed. Wat ik op die
zaterdagavond meemaakte bij de Zimet’s was voor mij een
echte “eye opener”. Want wat bleek ook na Kleutertje Luister
om 7 uur gingen de dames en heren van de radio gewoon door.
Ik kijk naar de klok en zie dat de kleine wijzer op de zeven
staat en de grote op de twaalf. Nee, ik hoef nog niet naar
bed. Chaim, Ronnie en ik moeten wel onze pyjama al aan, maar
Aldo, de oudste zoon, nog niet. “Limonade?” Tante Agi zou
tante Agi niet zijn als ze niet zou vragen of ik iets wil
eten en of drinken. “Graag tante Agi” antwoord ik. “Je
krijgt er ook een koekje bij” antwoord tante Agi. Ik spreek
niet tegen en ik knik. Ronnie en Chaim kijken hun moeder
alleen maar aan en knikken lachend. Aldo neemt liever melk
want hij moet sterke botten hebben voor zijn sport. Aldo is,
net als m’n broer Paul, lid van de Amsterdamse Atletiek
Club.
Acht uur, voor het eerst hoor ik een uitzending van de Vara
Showboot. En die nacht droom ik van een schip vol muziek en
een malle meneer, meneer Bartels, die met “apparaatsies”
langs de hutten gaat. Vanaf die logeerpartij mag ik thuis
ook zaterdagsavonds naar de radio luisteren.
Ik ontving, als reactie op mijn stukjes op deze site,
van Aldo Zimet een door hem geschreven verhaal over zijn
aangrijpende ervaring als kind in de oorlogsjaren en de
impact die dit later op hem heeft gehad. Zijn boek
“Duizendmaal gekust” kost € 8,50 en is te bestellen via
azimet@versatel.nl.
De opbrengst van het boek komt ten goede aan de
organisatie “War Child”.
‘Duizendmaal gekust’
Uitgeverij:
Bert Post
ISBN 978-90-70376-56-7 |

|
Peter Koghee -
8 februari 2011
peterko
(at) xs4all.nl
<< terug naar index Peter Koghee <<
Terug naar de vorige pagina << |