Hoera, we hebben ook
een auto!

Amsterdam, Borssenburgstraat 9hs Rijwielhandel Joop Koghee.
(links) Joop Koghee (rechts) Hans Bruins.
De foto's heb ik van Hans Bruins, een oud-medewerker van
mijn vader Joop Koghee, toegestuurd gekregen naar aanleiding
van een verhaal op deze site. Hans Bruins staat rechts op de
foto naast mijn vader. Ook is op de foto nog net het kontje
van onze eerste automobiel te zien, geparkeerd in de
Borssenburgstraat. Hoe m’n vader precies aan de auto was
gekomen, dat weet ik niet meer.
Maar rijden deed dit motorisch wrak, deze "Adler", voor
geen meter. Maar oom Antoon, meester instrumentmaker bij
de Artillerie Inrichting Hembrug, zou de motor van het
beestje eens gedegen onderhanden nemen.
|
 |
Volgens hem niet meer dan een fluitje van een cent. Terwijl
oom Antoon zich bekommerde over de techniek, nam m’n pa de
restauratie van het koetswerk en het interieur op zich. Het
hart van het beestje, de motor, werd gedemonteerd,
gereinigd, geslepen, gehoond en wat er nog meer voor
kunstgrepen komen kijken om zo’n lijk een tweede leven te
bezorgen. Kortom na een grondige in en externe renovatie kon
het barrel, van onder tot boven in de plamuur en na een
aantal dagen schuren, polijsten en dik in de rode menie,
weer rijden.
Om de automobiel een echte up-to-date uitstraling te geven
werd het monster met behulp van een glazen verfpot en een
stofzuiger (op de blaaskant aangesloten) in een onbestendige
mosgroenachtige kleur gespoten. M’n moeder had speciaal
tegen onnodige slijtage van de automobielstoffering, een
aantal zitting- en neksteunwerkjes gehaakt. Het geheel qua
haaktechniek volgens de allerlaatste Ida de Leeuw van Rees "Met
naald en draad voor U paraat"-methode". Waarbij de
overeenkomst van m’n moeders haakwerkjes te vergelijken
waren met de niemendalletjes die je aantrof in een
treincompartiment van Wagon Lits.


De dag van de eerste proefrit was daar. Oom Karel zou
chaufferen, want mijn vader beschikte alleen over rijbewijs
B dat slechts geldig was voor het besturen van
motorvoertuigen op twee wielen. Aangezien het karretje over
5 wielen beschikte, volgens mij de enige complete set
onderdelen aan het ding, viel m’n pa voor het besturen van
de limousine af.
De proefrit zou gaan via de Provincialeweg en de
Gooilandseweg naar het brugwachterhuis bij de brug over de
Vecht, nabij het Uitermeer. Waar ome Teus, een vrind van oom
Karel, brugwachter was. Om niet geheel droog te komen zitten
werden er buiten enige krentenbollen met kaas, een half pond
paling, 6 flesjes bier en een maatje oude klare ook een
Jerrycan met extra liters peut en drie liter olie
meegenomen.
De start van de tocht begon al direct spectaculair door de
enorme rookgordijn dat ons karretje produceerde, terwijl we
nog geen 100 meter vanaf de hoek Borssenburgstraat /
Holendrechtstraat hadden afgelegd. Maar, althans zo werd ons
door oom Karel bezworen en hij kon het met een echt
rijbewijs weten, die rook had te maken met het, zoals hij
dat noemde "Inrijden van de motoriek en de daarmee
samenhangende optimalisatie van de tractie van het voertuig".
En dat inrijden kon volgens hem zeker 1000 tot wel 2000
kilometer duren voor dat alles picobello zou functioneren.
Geen paniek dus. Bij de afslag Berlagebrug, richting Diemen,
zag ik vanaf de achterbank, over oom Karels brede schouder,
via het voorruit, wat stoom onder de motorkap opdwarrelen.
Voorzichtig tikte ik oom Karel op z’n schouder en sprak op
fluistertoon: "Er komt geloof ik wat stoom onder de
motorkap vandaan". "Dat hoort ook bij het inrijproces”
schamperde oom Karel, "da’s heel normaal". Ik, als
leek op technogebied, hield me dan ook voor de rest van de
rit muisstil. Na de Weesperstraat in Diemen naderden we in
rap tempo, 50 km/u, de eerste vehikeltest bestaande uit een
fikse heuvel voorafgaand aan de Weesperbrug bij Weesp. De
Adelaar begon, ik denk bij het zien van die heuvel, spontaan
als een echte roofvogel in nood te krijsen. Maar nogmaals
geen nood Oom Karel had alles onder controle en ook de
meters op het instrumentenpaneel gaven niet aan dat er ook
maar iets motorisch niet in orde zou zijn. Watertemperatuur
18 graden, precies zoals toen we wegreden. Olie ook, "Kijk
maar, het rode lampje brand gewoon net zoals toen we
wegreden en ook de voltagemeter staat met dat wijzertje nog
steeds op het cijfer nul". Op het eindpunt van de proefrit
stond de brugwachter, Ome Teus het vismaatje van Oom Karel,
ons al op te wachten. Toen langzaam, heel langzaam kroop
onze glanzende voiture richting oom Teus en z’n Vechtbrug.
Wenkte oom Teus? Zwaaide oom Teus? Waarom sprong oom Teus zo
dwaas op en neer en waarom wiekte oom Teus als een wilde met
z’n armen? Plof! Met een diepe zucht gaf onze “Adler” het
gevecht met de Vechtbrug op, om voor eeuwig en altijd de
roofvogelgeest te geven. Hoe we weer thuis gekomen zijn van
onze proefrit? Ik heb geen flauw idee.
Peter Koghee -
12 januari 2011
peterko
(at) xs4all.nl
<< terug naar index Peter Koghee <<
Terug naar de vorige pagina << |