280 - Het Mokumgevoel van Ed van Thijn

Overgenomen met toestemming van de redactie van de Oud Amsterdammer

‘Ik ben geen Rivierenbuurter, ik ben een Amsterdammer’

Voormalig Amsterdams burgemeester Ed van Thijn (van 18 augustus 1934) kreeg uit handen van hoofdredacteur Hans Peijs november vorig jaar het allereerste exemplaar van De Oud- Amsterdammer. Bij die gelegenheid besteedden we aandacht aan zijn politieke carrière. Maar Van Thijn is vooral ook een ras-Amsterdammer.

Jeugd
“Ik ben geboren in de IJsselstraat. We keken uit op een korfbalveld. Heel snel na mijn geboorte zijn we verhuisd naar de Hunzestraat waar ik heb gewoond totdat de oorlog uitbrak. In de Jekerstraat ging ik naar school. Nadat er dicht bij ons huis een bom was ingeslagen, besloten mijn ouders halsoverkop te verhuizen naar Bussum. Pas in 1950 zijn we weer terug in Amsterdam gekomen.”
“Toen we weer in Amsterdam waren, ben ik naar het Ed van ThijnAmsterdams Lyceum gegaan. In elk opzicht was dat geweldig: leuke vrienden en veel buitenschoolse activiteiten zoals schaken en roeien. In 1953 nam onze legendarische rector en stichter van het Amsterdams Lyceum, de heer Gunning, afscheid. De leerlingen hebben hem toen als cadeau een afscheidsfilm aangeboden. Onze klas speelde daarin de hoofdrol met mijn klasgenoot Ewout van Dishoeck als hoofdrolspeler.”

Uitgaan
“Mijn studentenkroeg bestaat nog steeds en is een van de oudste cafés in Amsterdam: de Pilsener Club in de Begijnesteeg. We kwamen verder vaak in de bekende jazzclub de Sheherazade bij het Rembrandtplein. Alle grote Amerikaanse jazzmusici speelden daar. En we gingen ook naar Casablanca op de Zeedijk. Daar probeerde je dan een meisje te veroveren, wat zelden lukte. Mijn vader zat ‘s zondags in Schiller op het Rembrandtplein. Ik ging met hem wel biljarten aan de overkant, bij de Kroon, waar ze een gigantische biljartzaal hadden.”

Max Tailleur
“Ik herinner me nog het cabaret ‘De Doofpot’ met Max Tailleur. Vreselijk, ik had een enorme hekel aan die Sam-en-Moosmoppen van hem. Helaas kon ik hem niet ontwijken, want wij hadden dezelfde kapper: kapper Goedhart op het Rembrandtplein. Kapper Goedhart was dé kapper van het joodse zakenleven dat ook regelmatig Schiller, de buren, frequenteerde. Zijn belangrijkste dagelijkse klant was Max Tailleur.”

Stadsdelen
“Alle stadsdelen hebben hun eigen hobby’s. Een van de weinige voordelen is de dienstverlening die aan de burgers wordt geboden, maar daar heb je geen aparte stadsdelen voor nodig. Bovendien: mensen zijn Amsterdammer of niet. Ik ben een Rivierenbuurt-jongen, maar ik heb me nooit een Rivierenbuurter gevoeld. Wel een Amsterdammer. En zo denken de meesten erover.”

Ajax
“Ik heb al vijftig jaar een seizoenkaart van Ajax. De beste voetballer buiten Johan Cruijff vond ik toch wel Sjaak Swart, hoewel Piet Keizer ook geniaal was. Ik was ook erg dol op John van ‘t Schip. Ik ben ook trots op de Amsterdam ArenA die er mede door mijn toedoen is gekomen. De Meer had sfeer, maar je moet met je tijd mee gaan.”

Dierbare plekken
“Het Joods Historisch Museum, het Amsterdams Historisch Museum, het verzetsmuseum. Ik ben trots op het Muziektheater aan de Amstel. Prachtig om daar een opera te zien. Vroeger was Tuschinski mijn favoriete theater. Het Concertgebouw en Carré hebben hun eigen unieke sfeer. Het bijzondere aan Amsterdam is dat we zoveel mooie theaters en musea in de stad hebben.”

Amsterdam bevalt

Bron en foto: Amsterdam Bevalt!

 

 

You have no rights to post comments