Ook van deze auteur zijn/is:

272 - De winkels in de Van Hilligaertstraat

Door Fons Kuiper en met toestemming van de redactie overgenomen uit De Oud Amsterdammer

De Van Hilligaertstraat in Amsterdam-Zuid was in de jaren vijftig een straat zoals er zovele waren - gewoon een straat. Niets kenmerkends te vinden. Of het zou de nabijgelegen Vredeskerk in de Pijnackerstraat moeten zijn. Toch was het voor mij een belangrijke straat. Om te voetballen op het kerkplein, of om rondjes rond de kerk te racen op de fiets - een doortrapper. Er waren drie afstanden: één rondje, twee rondjes en vijf rondjes. Korte tijd kon je ook een record vestigen over tien rondjes, maar dat duurde te lang. Als de ijscoman langskwam, holde iedereen daar naartoe en was er niemand meer die bijhield hoeveel rondjes er al waren afgelegd.

De Van Hilligaertstraat met de nummers 1 tot en met 9. Foto: Stadsarchief AmsterdamLubbe & Rouwelaar
Oorspronkelijk woonden we op de Ruysdaelkade, nummer 247 (zie ook het verhaal van Fons in de vorige editie-red.). Schuin boven de garage van Lubbe & Rouwelaar. De L en de R hebben, inclusief de imponerend grote &, jarenlang in vlammend rood op het uitstekende deel van de gevel gestaan. Ik zat op de Sint Bernardusschool op de Stadhouderskade 60. Als je daar wilde overblijven, moest je in de Van Hilligaertstraat of nog verder wonen. Mijn vriendjes uit die straat mochten overblijven en dus lekker voetballen op het Museumplein. Ik moest echter om 12.00 uur naar huis en werd geacht om om 2.00 uur weer op school te zijn. Ik liep dus vier keer anderhalve kilometer - mijn vriendjes slechts twee keer. En op de fiets mocht óók al niet. Ook daarvoor woonde ik te dichtbij. Ik vond het niet eerlijk. Ruysdaelkade 247 was maar een paar meter verwijderd van ‘de Hillegart’...

Interssante winkel
In de Van Hilligaertstraat had je een aantal interessante winkels. Op nummer 3 was de bakfietsenwinkel van Versteegh (als ik de naam goed schrijf). Ze hadden een showroom waarin je de nieuwste bakfietsen kon vinden. Vooral voor neringdoenden zoals de bakker, de slager of voor wie dan ook die zijn waren per bakfiets rondbracht. Van de bakfietsen is me niet echt veel bijgebleven. Wél dat Versteegh twee bloedmooie dochters had.

Wolwinkel van Winsemius
Op nummer 5 was de wolwinkel van Winsemius. Daarvoor of daarna heeft er een snoepwinkel in gezeten. Maar daar ben ik niet helemaal zeker van. Op nummer 7 was groenteboer Schreurs. Alle winkels hadden halverwege een tussenverdieping, over de helft van de winkel. Ik meen dat de groenteboer de eerste was die de tussenverdieping doortrok naar de buitengevel. Op nummer 9 was Bakker Bronstring. Daar haalde ik altijd ‘een gewoon brood’. Witbrood was te duur, vond mijn moeder. Op nummer 11 was een slager. Die zit er nog altijd, slagerij Van Wijk. Eerst de vader, nu de zoon. Een prima slager. Altijd al geweest. Als we op zondag rosbief hadden, mochten de klanten tussen 5 en half zes hun stuk vlees komen brengen. De slager maakte er dan mooie plakjes van. In elke gewenste dikte. In het volgende portiek was op nummer 13 de fietsenwinkel van Schimmel. Nou ja, winkel, je kon er je band laten plakken en je fiets stallen. Ook al in de jaren vijftig een absolute must. Je fiets stallen was trouwens goed voor je armspieren. Je tilde je zware fiets boven je macht om ‘m in het fietsengootje bovenop te krijgen. Als het je was gelukt, knikte Schimmel je minzaam toe - hijzelf stak geen poot uit. Als hij je vertrouwde kon je een sleutel van hem krijgen, zodat je ook ‘s avonds naar binnen kon.

Wasserij Berg
Op nummer 15 was Wasserij Berg. De waslucht droeg niet echt bij aan de levensvreugde van de directomwonenden. Muf, zweterig, een klamme deken. Op nummer 17 zat drogisterij Van Tilburg. Je had álle tijd om naar binnen te gaan en jezelf af te vragen of er nog iets anders was dan waar je voor kwam. Het duurde soms wel een paar minuten totdat de oude Van Tilburg de zware schuifdeuren tussen winkel- en woongedeelte wist te openen. ‘Twee liter petroleum, een fles Lodaline en een stuk Sunlightzeep’. Van Tilburg knikte, pakte je petroleumkan, stopte er het slangetje van de pomp in en begon te zwengelen. Hij keek nóóit op de meter. Hij wist precies na hoeveel pompbewegingen je een of twee liter in je kannetje had. En de enorme pakken NeFa damesverband wikkelde hij secuur in neutraal bruin pakpapier. Dan viel dat niet zo op...

Loodgieterszaak van Dammers
Op nummer 19 was de loodgieterszaak van Dammers. Hij had een kleine etalage waar altijd iets in lag. In mijn herinnering heeft daar twintig jaar hetzelfde in gelegen. Dammers zelf heb ik nooit gezien. Iets verderop in de straat waren een school, een melkboer en een kapperszaak. Met de voor mij belangrijkste winkel op de hoek: kruidenier Van Amerongen. Daar kocht ik van mijn tien cent zakgeld een puntzak bruine suiker. Het liefst met grote, natte klonten. Mijn uitgavenpatroon aan de tandarts is dáár begonnen...

You have no rights to post comments