De Olympische dag
Je zit wel zo lekker achter je Peeceetje, sprak
mn alter ego me verleden week toe, maar wordt het geen tijd dat je weer eens wat
voor Zuidelijke Wandelweg schrijft. Over vroeger of desnoods iets anders in Amsterdam
zuid.
Na de verkiezingen, gaf ik hem, na nog een keer aandringen, als antwoord en een mailtje
van iemand over de speedwaywedstrijden in het Olympisch Stadion deed de rest. Ik zette me
aan een stuk over de Olympische dag. Niet dat dat motorgeweld iets met die dag te maken
had maar als duwtje in de rug werkt zoiets bij mij uitstekend.
De echte aanleiding voor dit onderwerp was een
andere, namelijk het overlijden van een bekende atlete (6 okt. 06) uit de vijftiger jaren,
Puck van Duyne
Brouwer. Zij was in de vijftiger jaren van de vorige eeuw een bekende atlete en won in
52, tijdens de OS in Helsinki, zilver op de 200 meter. Of er toen meer atletiek werd
beoefend in Nederland weet ik niet, maar met grootheden als Fanny Blankers Koen en Wim
Slijkhuis sprak zij tot de verbeelding en ik heb haar een aantal malen zien lopen tijdens
wedstrijden in het Olympisch Stadion.

Puck Brouwer - 10 augustus 1952 - eerste op de 200 meter -
foto's Nationaal Archief
De Olympische dag dus. Tot een eind in de
vijftiger jaren en misschien nog langer was dat de afsluiting van de jaarlijkse sportweek
eind juni, hoogtepunt met ondermeer atletiek, wielrennen, turnen, voetbal van een
zogenaamd bondselftal tegen een gerenommeerde tegenstander en concours hippique. In een
stadion dat tot de laatste plaats bezet was totdat er op een gegeven moment de klad in
kwam. Ik heb geprobeerd om erachter te komen wat daarvan de oorzaak was en in welk jaar er
een einde aan kwam maar ben daar niet in geslaagd. Misschien kan een van de lezers daar
iets over vertellen.
Wat ik wel heb gevonden is dat de dag al voor 1940 werd gehouden. In 1933 liep
Chris Berger er de 100 m in 10,5 seconden, in 1938 won het Nederlands voetbalelftal met
9-2 van het elftal van Nederlands Indië en in 1952 won Puck van Duyne Brouwer de 200
meter. Als ik me niet vergis heb ik die laatste wedstrijd gezien.
Sportbeoefening in die tijd was niet te vergelijken met de wijze waarop (betaalde)
amateurs dat tegenwoordig doen. Al zoekend op internet kwam ik nog een aardig verhaal
tegen over de spelen in 1932 dat als voorbeeld kan dienen. Die Spelen werden in Los
Angeles gehouden. Niet direct naast de deur en de Nederlandse ploeg die werd afgevaardigd
vertrok al op 2 juli van dat jaar. Niet vanaf Schiphol om te vliegen maar met een schip
van de Holland Amerikalijn uit Rotterdam. Tien dagen duurde de vaart over de Atlantische
Oceaan waarna een treinreis van een week volgde om de 4500km naar de westkust van de
States af te leggen. Na afloop van die Spelen volgde een nog langer durende terugreis en
de ploeg was pas op 4 september weer terug. Ik weet niet of ze nog wat gewonnen hebben,
evenmin of er een Holland House was in LA. Of hun werkgever er blij mee was wordt ook niet
medegedeeld maar dat het anders was dan tegenwoordig lijkt me duidelijk.
Ik heb het Olympisch Stadion heel vaak bezocht. De eerste keer was in 47
48 denk ik, een avondwedstrijd van Blauw Wit tegen een Zweedse club en dat was
het begin van een bijna ontelbaar aantal keren. Als jongen meestal op een staanplaats
enkel vak. Als het niet druk was tenminste anders kwam je vlak onder het scorebord te
staan en was het zicht op het veld te vergelijken met een klein Tv-schermpje. In gedachten
zie ik nog flitsen van voetbalwedstrijden. Blauw Wit met van Raalte, Wilders, Kootje
Bergman, de jaarlijkse kampioenscompetitie waarbij de kampioenen van de vijf of zes
amateur-afdelingen in een afsluitende competitie uitmaakten wie zich kampioen van
Nederland mocht nemen. Later de BVC Amsterdam met Jossie Vonhof, Jan Jongbloed, Mosje
Temming en al die anderen. De wedstrijden van Ajax voor de Europacup waaronder die in de
mist tegen Liverpool. Nauwelijks iets kunnen zien maar daarna nooit meer zon
geweldige sfeer meegemaakt.
In die tijd was er ook altijd een muziekkorps dat voor de wedstrijd zn rondjes liep
en met pittige marsmuziek alvast voor een beetje stemming zorgde. Tijdens een van die
EC-wedstrijden was men op het idee gekomen om het publiek mee te laten zingen,
communitysinging dus. Echt aanslaan deed het niet tot het bekende Piet Hein, Piet Hein
zn naam is klein werd ingezet waarop, alsof het afgesproken was, iedereen uit volle
borst de bekende tekst meegalmde. Dat werd nog mooier want we bleven het refrein herhalen.
Hijijij heeft gewonnen de zilveren vloo-oo-oot, hij heeft gewonnen de zilveren
vlooo-ooo-oot. En na iedere daarop volgende meezinger begon iedereen weer opnieuw met die
zilveren vloot en het was dat de wedstrijd op een gegeven moment moest beginnen anders
waren we tot twaalf uur s nachts doorgegaan. Prachtig.
Maar er was in die tijd nog veel meer dan alleen maar voetbal. Een keer op een zomeravond
voor vijf zes duizend toeschouwers een showwedstrijd van de original Harlem Globetrotters
met de ongelooflijke balhandling van GooseTatum. Dat was in de tijd dat het Amsterdamse
basketball in de Apollohal zn hoogtijdagen beleefde met Blue Stars, DED, AMVJ en nog
veel meer verenigingen
Speedway om de gouden helm met Cootje Boef en Henk Steeman noemde ik al in een eerder
artikel. Wedstrijden waarbij de wielerbaan bedekt werd met een rit na rit groeiende laag
van opspattend gravel als gevolg van het motorgeweld.
Wielrennen op de baan was ook een goede publiektrekker in die jaren met de grote prijs van
Amsterdam, de revanches van de WK, de populaires en natuurlijk niet te vergeten de
Wereldkampioenschappen voor een bijna volle bak. Jan Derksen en Arie van Vliet tegen
Antonio Maspes en Reggie Harris in de tijd dat er nog onbeperkt surplace mocht worden
gestaan en ze soms een kwartier of meer bijna roerloos op hun fiets balanceerden. Als
voorbereiding van het slotnummer altijd het moment dat de grote motoren werden gestart en
die pruttelend in de baan kwamen om warm te lopen. De namen van Martin Wierstra en Timoner
komen bij me bovendrijven evenals de gangmakers in hun kaarsrechte zit om de renner zoveel
mogelijk uit de wind te zetten. Ik ruik weer de lucht van de motoren en hoor de golf van
enthousiasme die door het publiek ging als er twee deelnemers rondenlang bezig waren om
elkaar te passeren, hoog door de bocht in een ongelooflijk tempo waarbij de rest van het
veld gedubbeld dreigde te worden door zoveel geweld. Waar dat baanrijden gebleven is? Gone
with the wind, net zoals de wielerbaan in het OS verdwenen is. Maar de schepping van Jan
Wils staat er nog dank zij strijd voor behoud die onder leiding van Piet Kranenberg werd
gevoerd. Ontdaan van zn vleugels maar als atletiekaccommodatie bezig met een tweede
jeugd.
Bijna vergeet ik nog het onderdeel waarmee ik dit stuk ben begonnen, de Olympische dag die
traditioneel jaarlijks eind juni plaatsvond. Dat was wel een hele zit kan ik me nog
herinneren maar hoe laat zon dag begon ben ik kwijt. Elf uur, twaalf uur? Ik denk
het laatste. In die tijd mochten dergelijke massale bijeenkomsten vaak pas om twaalf uur
beginnen in verband met verstoring van de zondagrust of zoiets.
Ik moest in ieder geval met mn vrienden al vroeg op weg, vooral als we nog een
kaartje moesten kopen. Bijna altijd liepen we vanaf de Scheldestraat naar het Stadion.
Nooit op de fiets, waarom weet ik eigenlijk niet. Misschien hadden we er niet allemaal
een. We liepen gewoon, twintig minuten of daaromtrent, zoals we zo vaak deden in die tijd
als we ergens heen moesten. Door het Beatrixpark en daarna langs de Stadionkade. Aan de
overkant lag toen nog het heuveltjesland, daarachter de Zuidelijke Wandelweg, nog verder
weg de Ringdijk en de Buitenveldertse polder waarover Karel Grazell recent zon mooi
gedicht heeft geschreven. Vaak hadden we een tennisbal mee, om onderweg mee te voetballen
of over te gooien. Nog zie ik de tranen in de ogen van Bennie die voor zn verjaardag
een grote rubberbal had gekregen en zo onverstandig was geweest om die mee te nemen. Je
kunt natuurlijk wel raden wat er gebeurde, de bal kwam in het water terecht, dreef tergend
langzaam naar het midden en bleef daar tussen wat groene drab liggen. Een half uur hebben
we nog geprobeerd om het ding met steentjes van zn plaats te krijgen maar vergeefs.
En de wedstrijd in het Stadion wachtte niet op ons. Sorry, Bennie, als je dit leest, we
hadden op zn minst allemaal een paar kwartjes kunnen lappen om een nieuwe bal voor
je te kopen.
Op de hoek van de Parnassusweg had je toen al die snackbar die als ik me niet vergis, de
Brug heet(te). In de vijftiger jaren werd het een verzamelplaats voor de jeugd in Zuid.
Eigenlijk min of meer een hangplaats hoewel dat begrip toen nog niet was uitgevonden.
Ik heb de route laatst nog een keertje afgelegd, op de fiets. Wat me in mijn jeugd is
ontgaan viel me nu wel op, hoe mooi het zuid van Berlage is met zijn ruimte en
architectuur. De mooiste wijk van Amsterdam waarbij het merendeel van wat daarna is
gebouwd geeneens in de schaduw kan staan.
Voor die Olympische dag moesten we dus al vroeg op weg. Met brood mee denk ik. De patat en
snackcultuur van tegenwoordig bestond nog niet. In het stadion liepen wel wat mannetjes
door de vakken die snoep en kauwgum verkochten, later ook verpakt ijs. In welk jaar weet
ik niet meer deed de chocoladereep zn intrede. Vijf voor een gulden of zoiets.
Evenementenrepen die zo flinterdun waren dat je met een hap een hele reep wegwerkte.
Als je wat te drinken wilde haalde je een flesje frisdrank bij een van de verkooppunten
beneden in het stadion. De massale bierconsumptie van tegenwoordig kwam pas tientallen
jaren later op gang. Ik dronk mn eerste biertje toen ik in Militaire Dienst zat. Dat
was in 53 of 54. Op mn verjaardag in augustus moest ik opkomen in Breda,
s ochtends vroeg met de militaire trein vanaf het Centraal Station. Van het
achterste perron net zoals al de zondagavonden in de maanden daarna. Maar ik dwaal weer
af. Geen dienstverhalen op Zuidelijke Wandelweg, hoewel, mag t een keertje, Jos?
Voor de ouwe hap uit die tijd?
Puck van Duyne Brouwer, was wat we een mooie meid noemden in die tijd en haar zag ik die
200 meter winnen in 1952. Of Fannij toen nog meedeed weet ik niet meer. Die zat aan het
einde van haar sportieve carrière en werd gehinderd door blessures. De vliegende
huisvrouw van 1948 won vier maal goud op de O.S. in Londen en kreeg van de dankbare
gemeente Amsterdam een rijtocht door de stad aangeboden. En ze kreeg een fiets wat toch
iets bijzonders was want de atleten die in 1932 meededen en twee maanden van huis waren,
kregen niets.
Ik denk niet dat je nog een hedendaagse topper zo ver krijgt om op te draven voor een
fiets.
Er is heel wat veranderd sinds die jaren, dat is zeker.
Ruud Jansen - 27 november 2006
<< index Ruud
Jansen
Terug naar de vorige pagina << |