index columns
Galerie Tsjernina –
Courbetstraat
Ze had me gebeld en met een zwaar accent vertelde ze me dat ze
een galerie thuis had en of ik haar wat reclame-advies wilde
geven. Ik was gewoon dat als vrijwilliger gratis te doen.
En zo zat ze op een zaterdagmiddag op m’n witte bank. Ze was
heel gewoontjes, van een beetje grijze leeftijd, met haren
onopvallend, een onopvallende kleding en een boodschappentas.
Tsja, dacht ik, galerie aan huis. Zal wel. Kan niet veel zijn.
Het bleek om een galerie te gaan met een goed doel. Toch leuk,
dacht ik, dat zon doodgewone vrouw zoiets doet. Iets voor de
kinderen van Tsjernobyl, van die ramp toen met die kerncentrale,
ja.
Na een tijdje haalde ze dia’s van de geëxposeerde schilderijen
en keramiek. En eerlijk, ik was geïmponeerd.
Waar had ze die galerie dan wel niet? In de Amsterdam-Zuidse
Courbetstraat. En wie waren die schilders en keramiekers?
Kinderen in de wijde omgeving van Tsjernobyl, die op lagere of
middelbare scholen gingen en daarnaast op speciale scholen een
kunstopleiding volgden.
De ramp had op zaterdag 26 april 1986 plaatsgevonden. We moesten
in Nederland zoveel mogelijk ramen en deuren gesloten houden en
geen spinazie eten. Maar in andere delen van ons continent was
de straling veel en veel erger, vertelde ze. En die was – we
leefden in 1997 – nog lang niet gestopt. In Lapland
bijvoorbeeld. In Oekraïne zochten nog steeds jagers naar
misvormde dieren om die af te schieten. In de verre omgeving van
de kerncentrale leefde men in angst voor de straling.
Radioactief stof kon zich verplaatsen. Zo was een aantal scholen
eens door zo’n stralingsveld ‘omsingeld’. Er moest dertig
centimeter grond in een straal van vijftig meter rondom de
school worden afgegraven en dat was de ruimte waar de kinderen
zich voortaan min of meer veilig konden bewegen.
De galerie had een officieel bestuur. En men verdiende zelf geen
cent aan alles, integendeel, zelfs de onkosten werden
voornamelijk uit eigen zak betaald. Transport van (Wit)Rusland
naar Nederland van de kunstwerken ging met bestuursleden van de
stichting die het werk ophaalden op de kunstscholen, met
bezoekers uit de getroffen gebieden of gewoon per post. Van de
opbrengst in de galerie werden bijvoorbeeld dure medische
instrumenten gekocht en ook die gingen met gratis transport naar
de ziekenhuizen, die nog steeds patiënten verpleegden met
stralingsellende.
De vrouw vertelde me veel.
Maar ze was nog steeds die heel doodgewone vrouw op m’n witte
bank, niks sjiek, en met een soms toch wat moeizaam Nederlands.
Na twee uur praten zei ze: ik heb (geb) genoeg van uw tijd
gevraagd, ik ga nu maar.
U mag best doorpraten zei ik.
En ze vertelde wat over zichzelf. Ze was de dochter van een
radio-ingenieur en een jurist met tamelijk hoge functies in de
Sowjet-Unie. Ze was weduwe van een belangrijk technicus in de
Spoetnikbouw. Ze had in Israël gewerkt als bedrijfsleidster (mèt
geweer tegen terroristen). Haar zoon was schaakkampioen van
Israël geweest en nu gepromoveerd. Ze had anekdotes over heel
grote namen in de schaakwereld, die bij hen kwamen.
Zelf was ze afgestudeerd in de biochemie en in de farmaceutica.
Enkele dagen later ging ik kijken in de galerie. Er werd net een
nieuwe expositie ingericht. Die zou over twee weken worden
geopend. Moet je een bekende figuur hebben, zei ik.
We stelden een uitgebreide fax op, die verzonden werd naar een
aantal bekende Nederlanders die aandacht voor kinderen zouden
hebben. Een befaamd cabaretier die via z’n secretaris liet weten
dat hij contact zou opnemen. Een populaire dame uit de kijk &
luisterbusiness. een meneer die populaire kinderTVshows maakte,
enzovoorts. En niemand, niemand liet ook maar iets van zich
horen. Dat heb je soms met bekende Nederlanders.
Dus toen heb ik de tentoonstelling zelf maar geopend. Buiten
Nederland zijn dichters wel van belang: een Duitse ambassadeur
bleek minder belangrijk te zijn dan een goeie Schriftsteller, in
Moskou stonden plein en zijstraten vol als een dichter op zo’n
plein ging voorlezen. Als dank kreeg ik van de galeriester een
zware bronzen gedenkmedaille inzake dissident Andrej Sacharov,
van z’n weduwe. Sacharov, zei de galeriehoudster, was een
geilige. Jaja, heilige, verbeterde ik.
Voor een latere expositie was ik betrokken bij de opening met
veilingman Glerum. Er was toen een speciale collage gemaakt van
foto’s van de presidentsvrouwen van Rusland en Wit-Rusland en
een in het gedicht van me, en ook die collage werd geëxposeerd.
Het gedicht kwam vertaald trouwens ook nog in een Russische
krant.
Waarom die presidentsvrouwen? Omdat zij, de vrouwen van Boris
Jeltsin en Stanislav Sjoesjkevitch in 1992 de eerste veiling van
de stichting bijwoonden, in Krasnapolsky. Die veiling bezorgde
de stichting een startkapitaal van 40.000 gulden. ‘Onbekende
krijgt presidentsvrouwen naar Nederland’, kopte de Telegraaf in
een van de vele krantenartikelen die aan het bezoek werden
gewijd.
Met de vrouw van Jeltsin. vertelde de galeriehoudster, was ze
een paar keer Amsterdam gaan bekijken – er liepen wel twee
klerenkasten mee, maar die hielden zich discreet weg. Jeltsina
had geen goedpassende wandelschoenen, bleek, dus had de
galeriehoudster uit haar eigen kast wat goedpassende meegenomen.
Stel je voor: de vrouw van de president van zo’n enorm land en
geen goeie wandelschoenen…
De stichting is nog altijd gevestigd in de Courbetstraat.
Bezoekers van de galerie zijn altijd welkom. Het is verstandig
even te bellen om een afspraak te maken: 020-6644703.
Karel N.L. Grazell
Amsterdams stadsdichter uit Zuid
6 juli 2010
|