LITERATUUR: Onderduiken doe je zo
Er zijn vele, vele boeken geschreven over de Tweede Wereldoorlog.
Over het algemeen zijn dit wetenschappelijke werken met veel voetnoten en verwijzingen naar weer andere studies over deze oorlog.
De verhalen hoe kinderen de oorlog hebben meegemaakt zijn sterk in de minderheid.
Fred Stranders probeert na 68 jaar deze periode in een drieluik te verwoorden: vóór de onderduik, de onderduik en na de onderduik. Hij probeert dat zoveel mogelijk te doen als een tienjarig jongetje.
De ver na de oorlog geïntroduceerde opvatting over grijstinten als maatstaf voor de houding van de Nederlanders tijdens WO 11 in plaats van 'goed' en 'fout' kan hij niet delen.
Zeker niet, toen de deuren van de huizen van zijn onderduikgevers zich openden om hem onderdak te verlenen tegen de bezetter en diens collaborerende Nederlandse metgezel. Hij wil ook een lans breken om niet alle Duitsers over één kam te scheren, toen twee confrontaties met de bezetter wonderbaarlijk goed afliepen, dankzij het feit dat zij de verordeningen van het Naziregime negeerden.
Titel | Onderduiken doe je zo |
Auteur | Frederik Stranders |
Uitgever | Stranders, 2012 |
Lengte | 75 pagina's |
Citaat
De onderduik
Het moment van mijn vertrek vanuit de Roerstraat zal ik nooit meer vergeten. De grote hand van Oom Carel omklemde mijn kleine hand en samen wandelden wij weg. Ik droeg vanaf dat moment geen ster meer op mijn trüi. Ik voelde mij van een enorme last bevrijd. Oom Carel waarschuwde mij niet naar mijn ouders te zwaaien. Een afscheidsgroet zou de talrijke landverraders, die in de Roerstraat woonden, op een idee kunnen brengen. Oom Carel was toen al een schakel in het redden van mensen en vooral kinderen. Dat deed hij samen met Tante Greet, zijn latere vriendin.
Oom Carel is na de oorlog benoemd tot wethouder van sociale zaken in Den Haag, waar later het Carel van den Oeverhuis voor bejaarden is opgericht. Tante Greet onderhield contact met de onderduikadressen, terwijl oom Carel zich meer bezig hield met het opzetten van nieuwe netwerken. Zij waren helden, die hun nek hebben uitgestoken en daardoor vele Joodse kinderen gered hebben. Hoe dit netwerk van mensenredders eruit heeft gezien heb ik nooit kunnen achterhalen. Wel weet ik dat Paula, mijn tante, veel vrienden had in de AJC, de jeugdafdeling van de SDAP. Maar ik denk ook dat de kerken een grote rol hebben gespeeld bij het zoeken naar onderduikadressen. De families waar ik was ondergedoken waren Gereformeerd of hadden contacten met bepaalde theosofische bewegingen.