Ook van deze auteur zijn/is:

285 - David de Levita (2) - Van school verwijderd en naar het Joods Lyceum

Na het ontslag van alle joodse leraren volgde de maatregel dat joodse leerlingen naar een ‘eigen school’ moesten.

In de zomervakantie van 1941 kwam bij ons het bericht binnen dat wij, de joodse leerlingen, van het Vossius weg moesten. Dit was niet de eerste anti-joodse maatregel die ons trof. Al eerder waren alle leraren van joodse afkomst ontslagen. Dat was in oktober/november 1940. Maar nu ging het om de joodse leerlingen.
Dat hebben ze handig gedaan, zo midden in de vakantie. Een afscheid is er ook niet geweest. Eigenlijk heeft, met uitzondering van het Amsterdams Lyceum, geen enkele school er iets aan gedaan. De directeur van het Amsterdams Lyceum, Gunning, heeft persoonlijk wel iets gedaan. Van hem is in ieder geval bekend dat hij zijn joodse leerlingen nog geprobeerd heeft een hart onder de riem te steken. Hij heeft ze nog allemaal geschreven en ook nog een demonstratieve afscheidsbijeenkomst georganiseerd. Hij is daarvoor gearresteerd en zelfs in een concentratiekamp terecht gekomen. Na de oorlog werd hij opnieuw rector van ‘zijn school’. (Bron: Peter-Paul de Baar in Ons Amsterdam, nov-dec. 2003).

Van het Vossius heb ik niets gehoord. Alle joodse leerlingen moesten in augustus/september 1941 naar een ‘eigen, aparte, Joodse school’.
Het bericht kwam per brief bij ons (thuis) binnen. In de brief stond geschreven dat ik naar het Joods Lyceum moest. Erg verrassend was het niet, de ene maatregel na de andere anti-joodse maatregel volgde elkaar op. In 1941 woonden we trouwens al weer enige tijd in de Sarphatistraat. Op 1 augustus 1939 zijn we verhuisd naar de Sarphatistraat 143 drie hoog (bron: ANDB lidmaatschapskaart). Tijdens de oorlog werd de naam ‘omgedoopt’ tot Muiderschans. Ook weer zo’n maatregel. Straatnamen die verwezen naar Joden, dat kon niet.
Ook vanuit de Sarphatistraat ging ik op de fiets naar het Vossius. Ik reed dan via de Ceintuurbaan en de Tweede Van der Helststraat. Ik kwam dan altijd langs een kerk. Het is nog niet zo lang gelden dat ik er voor het eerst in ben geweest. Het is geen kerk meer, maar een expositieruimte.

Het Joods Lyceum, een nieuw begin of juist . . . . !

Opvallend was het gevoel van bevrijding, ook al was het dan 1941 en waren we gedwongen.

De klassen op het Joods Lyceum waren, net als op het Vossius, niet zo heel erg groot. Ik denk dat we met een man of vijftien waren. Opvallend is wel dat ze allemaal toch uit min of meer welvarende gezinnen kwamen. Alle kinderen hadden, opvallend genoeg, een gevoel van bevrijding. Het onder elkaar zijn. Je hoefde nergens meer op te passen.
Je was gewoon onder lotgenoten.
Op het Vossius werd er wel eens een punt gemaakt van ‘het anders zijn’, het Joods zijn. Op het Vossius zaten ook relatief veel joodse kinderen. Niet dat er werd gepest of zo. Het was geen probleem, maar toch bleef er een cultureel verschil. Op het Vossius deed ik gewoon met van alles mee. Ik zat bijvoorbeeld op de muziekclub. Ik heb daar veel leuke contacten gehad. Maar om nu te zeggen dat er sprake was van een echt thuisgevoel, dat dan toch weer niet. Dat heeft er, denk ik dan, toch echt mee te maken dat het Joods Lyceum een soort van thuiskomen was.
Ik kwam overigens ook nog leerlingen tegen met wie ik op de Jekerschool heb gezeten. Zo had je Margot Frank, hoewel ze niet bij mij in de klas zat. Zij zat in een parallelklas. Ik zat in 4G, Margot in klas 4B2. Die G stond voor gymnasium en 4B2 was een HBS-klas (van de vijfjarige HBS).

Een echte bevrijding was het natuurlijk niet, die overgang naar het Joods Lyceum. Het was het gevoel dat je bevrijd was. Het gevoel dat je anders was. In mijn onderduik had ik dat gevoel ook. Je krijgt als onderduiker een andere identiteit, je was iemand anders, je was niet-joods. Dat was natuurlijk niet allemaal echt zo, toch was het een soort van bevrijding.
Ik zal een voorbeeld geven. Ik wilde een vergunning aanvragen voor een boot. Ik zie mezelf nog binnenlopen bij het Bureau van de Überwachungsstelle. Daar moest ik zijn voor die vergunning. Ik werd ontvangen door een vriendelijke Duitser die voor jou een papier, een vergunning, uitschreef. Op dat moment ben ik voor hem een gewone, neutrale, burger.

Deportaties en school

Welke invloed hadden de deportaties die in 1942 begonnen op mezelf en mijn medeleerlingen.

De deportaties begonnen ergens in 1942. Ik kreeg op 15 juli 1942 een brief dat ik mij moest melden om te gaan werken in Duitsland. Nu wil het geval dat ik een buurman had, wiens broer bij de Joodse Raad zat. Die was daar ‘nogal hoog’. Die heeft toen bedongen dat ik personeelslid werd bij de Joodse Raad. Ik moest allemaal brieven gaan rondbrengen. Daardoor kreeg ik een ‘Sperre’ en was ik vrijgesteld van deportatie. Mijn moeder, als diamantbewerkster, kreeg iets later ook een Sperre. Alle andere kinderen kregen toen ook een Sperre. Ik had er echter al iets eerder één.
Toen die brief bij ons werd bezorgd, had ik al direct door dat het niet klopte. Ik geloofde niet echt dat ik zou moeten gaan werken. Dat ging er bij mij dus echt niet in. Ik was ook nooit gegaan. Het is dat ik via die buurman een Sperre kreeg, maar als dat niet was gelukt, was ik ook niet gegaan. Ik had dan wel iets anders verzonnen. Mijn moeder was er ook wel mee bezig, maar het ontbrak ons gewoon aan geld. We konden niet veel. We hadden ook niet de kennissen, niet-joodse kennissen, die ons allemaal konden ‘opnemen’. Dat is verder ook nooit aan de orde geweest.

Na de vakantie van 1942 ben ik verder ook gewoon weer naar school gegaan. In de zomervakantie was er een speciale vakantieschool. De gymnastiekzaal werd van pingpongtafels voorzien. Wat er verder werd gedaan, dat weet ik eigenlijk niet meer. Alle activiteiten moesten wel binnen worden georganiseerd. Buitenactiviteiten werden niet toegestaan.
Eenmaal op school keek je wel om je heen wat er gebeurde. Maar er werd niet over gesproken. Ook niet over wat je eventueel zou kunnen doen als je een oproep kreeg, ook niet dat ik een Sperre had kunnen regelen. Mensen die overwogen om te gaan onderduiken, hingen dat echt niet aan de grote klok. Die keken wel uit.
De deportaties en razzia’s die na juli 1942 echt op gang kwamen, brachten ook niet echt veel teweeg. Eigenlijk werden mensen teruggeworpen op een eigen persoonlijke levenssfeer / bestaan. Zover ging de vriendschap niet tussen ons, als leerlingen. We kenden elkaar ook niet echt heel goed. Maar ook binnen de kring van vriendschap was dit nog taboe. Ik geloof niet dat ik er bijvoorbeeld met Rob Polak over heb gesproken. Ook met Samuel Vecht niet. Samuel had overigens met anderen een orkestje opgericht, daar zaten we samen in. Samuel was echt een muziekjongen. Zijn zuster was pianiste, buiten dat was het ook nog eens een mooie zuster! We hebben ook samen opgetreden. Ik ging dus heel veel met hen om en we deden ook van alles samen, Maar de oorlog en wat we moesten gaan doen? Gek genoeg praatte niemand daarover.

Muziek op het Joods Lyceum

Voor ons jonge musici was er geen onderscheid tussen arm of rijk of van welke school je kwam.

Ons muziekgroepje bestond uit ongeveer 12 leerlingen. Iedereen speelde een bepaald instrument, bijvoorbeeld viool, cello of piano. Dat we uit verschillende delen van de stad en van verschillende scholen kwamen, maakte voor ons musici niets uit. Er werd geen onderscheid gemaakt tussen rijk of arm, uit welke buurt je kwam of van welke school. Een gevoel van saamhorigheid was zeker aanwezig. Repeteren deden we bij de ouders van Eddy Luza. Zij woonden aan de Weesperzijde 8 huis.

Bij de familie Luza stond een hele mooie vleugel. We speelden trouwens alleen instrumentale muziekstukken, nooit met zang. We hebben ook wel eens opgetreden. Dat was onder leiding van Charles Juda die overigens maar een paar jaar ouder was dan wij. Charles was de broer van Jo Juda een zeer bekend violist. Charles repeteerde met ons. Samen met Milly Vecht, de zuster van Samuel, hebben we een pianoconcert gegeven. Milly was toen al beroepspianiste. Het zal wel niet al te moeilijk zijn geweest, iets van Haydn ofzo.
Volgens mij hebben we ergens in 1942 nog een optreden gehad in de Hollandsche Schouwburg. Ik meen dat we toen een stuk van Bloch hebben gespeeld.

Verwijzingen

You have no rights to post comments