Amsterdam Bevrijd
Deel van een hoofdstuk uit:
De laatste huzaar – Verzet zonder kogels
door Tonny van Renterghem, Conserve – 2010
ISBN 978 90 5429 294 4
Herinneringen aan de Tweede
Wereldoorlog
Meer info over dit boek is te
vinden op:
www.conserve.nl (Nieuw(e) uitgaven
en Tweede Wereldoorlog)
U kunt dit boek ook online bestellen bij
Bruna >>
Hoofdstuk 20
Amsterdam Bevrijd
|
|
De volgende dag, 7 mei, een
heldere zonnige dag, kreeg ik bij zonsopgang het bevel mij met de
STANS-groep* naar de Berlagebrug te begeven om daar zonodig de orde
te handhaven en om de eerste geallieerde troepen namens de
commandant BS** en de stad Amsterdam welkom te heten, en hen naar
het stadscentrum en het stadhuis op de Oudezijds Voorburgwal te
begeleiden. Een uur later verscheen er een gammele oude auto met
Britse militaire kentekens. Op het dak zat (op een bagagerek) de
bekende Nederlandse fotograaf Sem Presser, hij droeg het Britse
militaire oorlogscorrespondentuniform. Hij kreeg een geweldig
applaus van het publiek en hij attendeerde ons erop dat de eerste
Britse verkenningswagens in aantocht waren. Hij ontmoette onze STANS
‘Ondergedoken Camera’ fotograaf, Charles Breyer, een oude vriend en
ze zetten samen hun camera’s op om dit historische ogenblik vast te
leggen.
Wij konden reeds van zéér grote afstand het gejuich voor de
aankomende troepen horen en hadden veel moeite om met hulp van een
‘als uit de as herrezen’ groep oudere padvinders (door Hitler
verboden) een nauw pad voor de aankomende gepantserde voertuigen
open te houden door de opdringende, aanzwellende massa van duizenden
mensen. Ieder huis was vol Nederlandse vlaggen, iedereen had iets
met ‘oranje’, er werd veel gelachen en er waren betraande gezichten.
Velen hadden bloemen: hoe ze eraan kwamen, weet ik niet. De
voertuigen waren van het Britse 49e Verkenningsregiment, een
onderdeel van de beroemde Polar Bear divisie. In mijn capaciteit als
‘Chief of Staff of the Dutch Resistance in Amsterdam-South’
verwelkomde ik hun commandanten, de luitenanten George Bowman en
Rafferty van het B. Squadron British 49th W.R. Reconnaissance
Regiment. (Dit feit is nu officieel door de stad Amsterdam erkend en
bevestigd). Ik klom op de eerste verkenningswagen om hen de stad in
te leiden.
Op dat moment werd mij per
radio verzocht de STANS-groep onder wachtmeester Ben Warner
meteen naar het Vondelpark, hoek Amstelveenseweg te sturen om
daar met de hulp van een Duitse officier te proberen een
schietpartij te stoppen tussen BS en Duitse soldaten; een actie
die al enkele levens had gekost. Ik moest zelf echter bij de
Britten blijven om hen naar het centrum en de commandant BS te
brengen.
Wij reden met de drie gepantserde verkenningswagens zeer snel
via de Ferdinand Bolstraat, Stadhouderskade en de Leidsestraat
naar het Rokin.
Het publiek keek overal zeer verbaasd bij de onverwachte
verschijning van deze eerste ‘bevrijders’ en barstte dan in
luide hoera’s uit, maar we konden niet stoppen. |
Verzetsman Tony van Renterghem met stengun |
Idiote nieuwbakken verzetsjongens
begrepen niet altijd dat de oorlog voorbij was en wilden hun
stenguns eindelijk wel eens gebruiken om nog even op ‘de moffen’ te
schieten. Maar ook felle SS’ers die woedend waren op de Wehrmacht
die ‘Hitler verraden had’ door zich over te geven, schoten soms niet
alleen op het verzet maar ook op hun eigen Duitse Wehrmacht.
De Polar Bears op het Rokin
Op het Rokin liepen we in een geweldige menigte vast die ons
juichend ontving, de situatie werd hachelijk toen er achter ons
plotseling een grote colonne ordelijk marcherende Duitse
infanteristen verscheen, kennelijk op weg naar het Museumplein om
daar hun wapens in te leveren voor de overgave. Ook zij konden niet
verder en hun officier gaf het bevel te stoppen. Het waren
voornamelijk Feldgendarmerie, de z.g. Grüne Polizei, een soort
Duitse Marechaussee, maar er waren ook Waffen-SS’ers bij in hun
camouflage poncho’s. Het publiek gebruikte scheldwoorden en ik
voelde me alsof ik midden in een reuze plas benzine stond waarin een
enkel vonkje de hele boel kon doen ontploffen. De Britten deden heel
nonchalant, maar doken wat dieper in hun pantserwagens weg. Ik zag
een staaltje van de Duitse militaire discipline. Ze stonden er
zonder uitdrukking als bevroren bij, maar met hun wapens gereed. Hun
officier keek de menigte even aan, draaide zich om en gaf in het
Duits het bevel ‘Rechtsomkeert!’ Als één man draaide de colonne zich
om en marcheerde terug waar zij vandaan kwam om een zijstraat verder
weer richting Museumplein te marcheren.
Op dat ogenblik verscheen er een motorordonnans van majoor Claus met
het bevel zo spoedig mogelijk met de motorordonnans naar
Amsterdam-Zuid terug te gaan om hem met een gevaarlijke situatie te
helpen bij het Gestapo SD-hoofdkwartier op de Noorder Amstellaan
(nu: Churchilllaan) waar de vlag met de swastika nog steeds wapperde
en waar een hevige schietpartij was uitgebroken tussen SS’ers en
SD’ers enerzijds en een fanatieke BS-verzetsgroep anderzijds die het
gebouw wilde bestormen. Ik verzocht een rondlopende BS-officier de
Britten naar de Dam en het stadhuis te leiden. Ik verontschuldigde
mij tegenover luitenant Bowman, die vlug een paar woorden op een
papiertje schreef en mij verzocht dit later voor hen aan het
stadhuis af te geven, de tekst luidde: ‘The first troops to enter
this city were Nos 1 & 4 Jps of B’squadron 49th (W.R.) Recce
Regiment’ (ik heb voordat ik het briefje afgaf er een fotokopie van
laten maken. Bij het stadhuis schijnen ze het briefje verloren te
hebben, gelukkig was er de kopie).
Ik reed achterop bij de motorordonnans terug naar Amsterdam-Zuid.
Later hoorde ik dat de Engelsen de Dam bereikt hadden, maar dat er
zo’n enorme menigte was en dat er ook nog Duitse troepen waren, dat
ze het beter achtten, per radio verslag aan hun hoofdkwartier uit te
brengen. De verbinding was echter slecht en daarom reden ze terug
richting Berlagebrug, waar ze de radio weer konden gebruiken. Ze
ontvingen het bevel daar op hun hoofdmacht te wachten die zich
binnen een uur bij hen zou voegen.
Ben Warner en anderen van STANS, de plaatselijke BS en de Duitse
officier in het Vondelpark en op de Amstelveenseweg hadden de
situatie onder controle gekregen, maar ze konden niet naar Zuid
teruggaan. Commandant Overhoff had STANS officieel tijdelijk tot
Militaire Politie benoemd en wilde hen als ere-escorte voor zijn
vertegenwoordiger Max van Raalte gebruiken voor het officieel maken
van de Duitse overgave van Schröder aan de BS, die zou plaatsvinden
voor het hoofdkwartier van de Wehrmacht in de Johannes Vermeerstraat.
De Duitsers hadden daar reeds overal Nederlandse vlaggen gehesen.
Ik ontmoette majoor Claus en een burger BS-verzetsleider in een huis
van waaruit we het Gestapo/SD gebouw duidelijk konden zien. De vlag
met de swastika wapperde nog steeds uitdagend boven het gebouw, maar
er was geen mens te bekennen, hoewel er nog zo nu en dan schoten
werden uitgewisseld. De (burger)BS’er probeerde Claus over te halen
zijn groep met pelotons uit Amsterdam-Zuid bij te staan om het
gebouw aan te vallen en wilde maar niet begrijpen dat de oorlog
voorbij was. Ik was van mening dat dit makkelijk opgelost kon worden
als één van ons gewoon met hen ging praten. ‘Ga je gang maar,’
antwoordde hij ietwat honend; dat ik dat rustig mocht doen, maar dat
ze tot nu toe op iedereen hadden geschoten. Ik dacht er anders over.
Ik deed mijn officierskoppel en pistool af, leende een zwarte jekker
die ik daar zag hangen en bevestigde daar een BS-armband op met daar
overheen, losjes gespeld een luchtbeschermingsarmband. Ik rolde een
grote Nederlandse vlag in een witte keukendoek en in mijn
rechterhand hield ik een witte doek omhoog om mee te zwaaien. Ik zag
er ongevaarlijk uit en wekte de indruk ongewapend te zijn. Het plan
was de hoek om te gaan en rechtstreeks met de witte lap zwaaiend van
de straat naar hun voordeur te lopen en daar gewoon aan te kloppen
na vlug mijn luchtbeschermingsarmband verwijderd te hebben. Om ze
verder te verwarren en te laten denken dat ik zelf een Duitser was,
floot ik het populaire Duitse marslied Erika en zelfs wat noten van
het Horst Wessellied. Zoals ik had verwacht liep het goed af. Er
werd niet op me geschoten en nadat ik aanklopte en in goed militair
Duits zei dat ik ongewapend ben en als liaisonofficier met Herr
Blumenthal wil spreken betreffende hun veiligheid, werd ik
binnengelaten door een slecht Duitssprekende gluiperige Nederlander
in burger met een machinepistool. Het rook naar verse koffie en ik
zag dat er een tiental andere bewapende mannen en twee vrouwen in
het donkere vertrek zaten en twee anderen bij de ramen op de uitkijk
stonden. De meesten droegen SD-uniformen. Een stem uit de
achterkamer riep: ‘Was gibt’s?’ De Nederlander antwoordde dat ik met
Blumenthal wil spreken. Er werd wat gegrinnikt en een zéér jonge
SD-Untersturmführer kwam de kamer binnen met een kop koffie in de
hand en zei: ‘Ja, das möchten wir ja allen gerne!’
Het bleek dat commandant Blumenthal hen hier had achtergelaten en
zelf met een sportvliegtuigje naar Duitsland was gevlucht. De jonge
SD-officier had nu het bevel en de verantwoordelijkheid voor de
manschappen overgenomen:‘Maar, eh, Wer sind Sie? Ik stelde me voor
als ‘majoor’ (een leugentje, maar het klinkt beter dan kornet) von
Renterghem, liaisonofficier voor de geallieerden en voor de leiding
van het verzet in Amsterdam, en dat ik hier was om maatregelen te
treffen om hun veiligheid te kunnen waarborgen totdat de geallieerde
militaire politie deze taak van ons zou overnemen. Wij gingen in het
kantoor van Blumenthal zitten en ik kon het niet nalaten om brutaal
over mijn schouder naar de Nederlander die mij had binnengelaten, in
het Nederlands te roepen: ‘Hé kerel, voor mij ook een koppie koffie,
ja? Gewoon, maar met één klontje.’ Hij bracht me inderdaad een kop
koffie, heerlijke echte koffie!
Ik legde aan de jonge SD’er uit hoe we met Ortskommandant Schröder
overeengekomen waren, voor hun eigen veiligheid, de Duitse vlag te
strijken en door een Nederlandse vlag te vervangen (ik overhandigde
hem hierbij de vlag die ik had meegebracht), om de ramen en
verduisteringsgordijnen dicht te houden en van de ramen en deuren
weg te blijven. Hun wapens mochten ze, indien ze bang waren om
gelyncht te worden, voorlopig houden, totdat de Britten of
Amerikanen de bewaking overnamen. Zodra dit gedaan was, zou ik
ervoor zorgen dat er BS-schildwachten bij de voor- en achterdeur
zouden staan die niemand in of uit zouden laten. Hij ging met alles
akkoord en nam de vlag van mij aan. Hij keek mij aan, schudde zijn
hoofd en zei: ‘Wat ik niet begrijp is, u bent kennelijk geen slechte
kerel, waarom staat u niet aan onze kant, tegen de bolsjevisten; die
zullen nu heel Oost-Europa beheersen en de Amerikaanse kapitalisten,
die zullen nu de hele Europese economie overnemen. Wij hadden de
kans voor één verenigd Europa.’
‘Onder Hitler,’ voegde ik eraan toe en hij knikte: ‘Ja, onder
Hitler’. Hij had natuurlijk gedeeltelijk gelijk. Gedeeltelijk waar,
maar grotendeels onwaar, zoals alle nazi-propaganda van Joseph
Goebbels. Het bleek ook dat hij vanaf zijn prilste jeugd in de
Hitler Jeugd was opgevoed, daarna rechtstreeks bij de SS kwam, enz.
Ja, natuurlijk, een verenigd Europa, ons aller droom…, maar zonder
Goebbels’ hersenspoeling en zeker niet onder Hitler! Maar hij had
erin geloofd. Terwijl ik opstond zag ik toevallig een
spiksplinternieuwe Hasselblad Reflexcamera die op het bureau lag.
Hij merkte het op en overhandigde mij de camera: ‘Das war Blumenthal’s, bitte nehmen Sie das mal. Ein andenken. Sonst nehmen
die Amerikaner es doch sofort.’ Hij zuchtte: ‘Och Mensch es ist, es
war alles doch quatsch!’ Hij draaide zich om, en met een brok in de
keel mompelde hij iets van ‘Ich verstehe nicht mehr; ich verstehe es
nicht.’ Ik kon alleen maar ‘Danke’ zeggen en verliet het gebouw met
de angstig grinnikende Gestapoboeven. Weer veilig aan de overkant,
keek ik naar het gebouw en zag net hoe de jonge man persoonlijk de
vlag met de swastika omlaag haalde…
Terwijl ik mijn honger stilde met crackers met Spam uit een gedropt
Amerikaans noodrantsoenblikje, bracht ik rapport uit aan Claus. Nog
geen vijf minuten later stonden er twee nette, met stenguns
bewapende BS’ers op wacht, in hun overalls, met een Nederlandse helm
op en met BS armband om, onder de nieuwe, wapperende Nederlandse
vlag, voor de deur van wat nog geen uur geleden de voordeur was van
de zo gevreesde SD en Gestapo. Er was geen schot gelost en er waren
hier verder geen incidenten.
*STANS - verbastering van STANZ
(Stormgroep Amsterdam Nieuw Zuid)
**BS - Binnenlandse Strijdkrachten
Over de auteur:
Tonny van Renterghem
(Amsterdam 1919) overleed op 19 juli 2009 in Sequim Verenigde
Staten. Hij heeft in dit boek zijn herinneringen realistisch en met
de nodige humor beschreven. Hij publiceerde in 1996 bij Kosmos het
succesvolle boek Het geheim van Sinterklaas en de Kerstman.
Susanne Severeid, de veel jongere
echtgenote van Van Renterghem, heeft met hem gewerkt aan De
laatste huzaar. Zij is de schrijver van The Death of Milly
Mahoney, in 2009 door Conserve gepubliceerd onder de titel De
dood van Milly.
Pauline Wesselink deed de
vertaling en redactie van De laatste huzaar. In 1998 publiceerde zij
bij Conserve Ik was een tijdje een
ander en in 2004 samen met Do du Preez-Verleun
Soldaat in Verzet.
Gepubliceerd met
de vriendelijke toestemming van Susanne Severeid (red.)
Lees ook:
Tonny van
Renterghem: de man achter de plaquette op de Berlagebrug
|