Bommen op de Euterpestraat
Deel van een hoofdstuk uit:
De laatste huzaar – Verzet zonder kogels
door Tonny van Renterghem, Conserve – 2010
ISBN 978 90 5429 294 4
Herinneringen aan de Tweede
Wereldoorlog
Meer info over dit boek is te
vinden op:
www.conserve.nl (Nieuw(e) uitgaven
en Tweede Wereldoorlog)
U kunt dit boek ook online bestellen bij
Bruna >>
Hoofdstuk 13
Bommen op de
Euterpestraat
|
 |
Spionage en sabotage waren soms
nauw met elkaar verbonden. In het najaar van 1944 werden wij
gewaarschuwd dat er op de volgende dag een aanslag op het
hoofdkantoor van de Gestapo in de Euterpestraat (nu Gerrit van der
Veenstraat) zou plaatsvinden en dat wij in ons Amsterdam-Zuid OD/BS
hoofdkwartier beter niet te dicht in de buurt moesten zijn. Met het
vertalen en of doorgeven van de waarschuwing was het woord aanslag
gebruikt in plaats van (lucht)aanval, zodat we hadden gedacht dat
het om een grondaanval ging. Ik sliep die week twee blokken verderop
in de Michelangelostraat in een dakkamertje en omdat ik een beetje
grieperig was, besloot ik rustig in bed te blijven. Met zonsopgang
werd ik echter gewekt door het denderende geraas van een zéér
laagvliegende RAF-lichte bommenwerper [4], die twee raketbommen
afvuurde, naar het leek rechtstreeks mijn raam in, maar die in feite
tien meter over het dak raasden en waarschijnlijk het schoolgebouw
aan de Euterpestraat waar de Gestapo en SD gevestigd waren, troffen.
Even later hoorde ik ook een tweetal gewone bommen ontploffen. Ons
OD/BS-verzetsstadsdeel had voor dergelijke omstandigheden een
speciaal plan waar ik onder anderen mee belast was. We hadden een
brancard en grote Eerste Hulp tassen van de Luchtbeschermingsdienst
(LBD). Een zestal van ons had ook (soms valse, soms echte)
identiteitskaarten als vrijwilligers van de LBD, armbanden en oude
Nederlandse helmen, die nu voor de LBD gebruikt werden. Als er ooit
een Duits gebouw getroffen werd, zouden wij daar meteen naartoe gaan
om (echte) hulp te verlenen, maar ook om stiekem papieren en wapens
te stelen en vooral brandbommetjes in archieven en kasten te
plaatsen in de hoop dat het hele gebouw of ten minste de archieven,
zouden afbranden. Deze brandbommetjes zagen er onopvallend als
VIM-busjes uit en waren onder in onze ‘officiële’ Eerste Hulp tassen
verborgen.
Ik waarschuwde de drie anderen die in ons gebouw woonden en we
renden volledig uitgerust met onze brancard en tassen naar de
Euterpestraat en boden daar onze hulp aan aan de verwarde en
gedesoriënteerd rondrennende Duitsers, die probeerden hun
eigendommen uit de brandende gebouwen te redden. De SD-commandant
Blumenthal was zeer dankbaar voor de hulp van een van ons, die zijn
schilderijenverzameling veilig uit het huis hielp brengen … en
ongezien twee pistolen en een doos met een kaartendossier jatte! Wij
slaagden erin wat brandbommetjes in archieven te plaatsen maar
werden met onze brancard door een SD’er weggeroepen naar de stoep
van een tehuis voor ouden van dagen, dat ook was getroffen en half
in puin lag. Op de stoep lag een bizar uitziend oud vrouwtje. Bedekt
met het witte stof van plafondgips en druipend van haar helrode
bloed leek ze op een clown. Ze sprak heel kalm als in trance en
voelde kennelijk geen pijn, al zagen wij meteen dat haar beide benen
beneden de knie weg waren en dat ze aan het doodbloeden was. Al was
het nutteloos, we bonden haar beide benen met tourniquets af en
droegen haar zo snel mogelijk naar het dichtstbijzijnde
plantsoentje, weg van het brandende en instortende gebouw. Ze was
kennelijk stervende maar sprak alleen over hoe haar kinderen haar
morgen zouden komen bezoeken. Doodmoe en buiten adem stopten wij
even en toen pas zag ik het perfecte ronde gat van circa dertig
centimeter in het drassige plantsoengras, nog geen twee meter bij
ons vandaan. Plotseling realiseerde ik me dat het een onontplofte
tijdbom was. Het bleek later dat de RAF met opzet tijdbommen had
gebruikt om de bevolking de kans te geven snel weg te komen, maar …
niemand had ons dat verteld. We grepen de brancard en renden zo snel
mogelijk weg. De bom ontplofte echter niet en schijnt later door een
speciale Duitse ploeg ontwapend en verwijderd te zijn. De oude dame
was intussen onopgemerkt en in stilte overleden. Een poos daarna
hoorden wij een andere zware ontploffing van een tijdbom in de
ruïnes van een reeds eerder vernietigd gebouw, waarbij één
Nederlander het leven verloor. Het was tragisch en ironisch dat deze
verzetsman dezelfde was die deze luchtaanval had aangevraagd.
Deze luchtaanval op het hoofdkwartier van de SD en Gestapo had
echter nog twee staartjes: de doos met het kaartendossier, die door
de man die Blumenthal ‘geholpen’ had, was gestolen, bevatte namelijk
ontvangstbewijzen van degenen die voor een miezerige twintig gulden
ondergedoken Joden aan de Gestapo hadden verraden. Hierdoor konden
deze handlangers van de Holocaust na de oorlog veroordeeld worden.
Het tweede staartje was dat de man die Blumenthal bij het
bombardement geholpen had zijn waardevolle schilderijen te redden
(en de twee revolvers had gejat) in die buurt fietste met een
gedropte radiozender in zijn tas. Hij werd door twee Gestapo-agenten
aangehouden, waarbij ze het zendertje vonden. Hij bezwoer ze vurig
dat dit een nieuw soort versterker was voor de zangeres van zijn
jazzbandje en dat hij hem zelf uit oude Engelse radio-onderdelen had
gemaakt (hij had echt een bandje met een stel amateur musici), maar
de SD’ers trapten er niet in en hij werd binnen bij de Gestapo
verder ondervraagd, die hem waarschuwden dat hun elektronische
expert op weg was om dit geval te onderzoeken. Net op dat ogenblik
kwam Blumenthal binnen, zag de verzetsman en vroeg wat er met zijn
‘vriend’ die hem geholpen had, aan de hand was? De jonge verzetsman
herhaalde zijn uitleg waarop Blumenthal het toestel even bekeek en
zei: ‘Natuurlijk is dit een versterker, deze man is
Deutschfreundlich, laat hem gaan en geef hem zijn fiets terug!’ Hij
wenste hem succes en schudde hem de hand. Onze man bedankte en liep
het gebouw uit met zijn zender en fiets. Volgens hem ging de
elektronische expert op dat ogenblik net naar binnen, maar onze man
maakte dat hij wegkwam en dook meteen onder....
[4] De luchtaanval op twee scholen in
Amsterdam-Zuid vond plaats op zondag 26 november 1944. Bij de aanval
van de 24 Typhoons van de RAF zijn ook dertig woonhuizen geraakt. Er
vielen 69 doden, van wie vier SD’ers. In de meisjes-HBS aan de
Euterpestraat en de christelijke HBS aan het Adama van
Scheltemaplein ertegenover waren vanaf 1940 het hoofdkwartier van de
Sicherheitsdienst (SD) gevestigd en het hoofdkwartier van de Sipo (Sicherheitspolizei)
waaronder de Gestapo (Geheime Staatspolizei) viel. Ook de
Zentralstelle fűr Judische Auswanderung, die de deportaties van
Joden voorbereidde, zetelde er. De Gestapo, in 1933 door Hermann
Göring opgericht om (vermeende) vijanden van het nazi-regime op te
sporen, werd gevreesd om zijn zware martelpraktijken. De gebouwen
liepen zoveel schade op dat hotel Apollofirst aan de Apollolaan de
nieuwe behuizing werd van de Duitse nazi-diensten. In mei 1945 is de
naam Euterpestraat gewijzigd in Gerrit van der Veenstraat.
Over de auteur:
Tonny van Renterghem
(Amsterdam 1919) overleed op 19 juli 2009 in Sequim Verenigde
Staten. Hij heeft in dit boek zijn herinneringen realistisch en met
de nodige humor beschreven. Hij publiceerde in 1996 bij Kosmos het
succesvolle boek Het geheim van Sinterklaas en de Kerstman.
Susanne Severeid, de veel jongere
echtgenote van Van Renterghem, heeft met hem gewerkt aan De
laatste huzaar. Zij is de schrijver van The Death of Milly
Mahoney, in 2009 door Conserve gepubliceerd onder de titel De
dood van Milly.
Pauline Wesselink deed de
vertaling en redactie van De laatste huzaar. In 1998 publiceerde zij
bij Conserve Ik was een tijdje een
ander en in 2004 samen met Do du Preez-Verleun
Soldaat in Verzet.
Gepubliceerd met
de vriendelijke toestemming van Susanne Severeid (red.)
Lees ook:
Tonny van
Renterghem: de man achter de plaquette op de Berlagebrug

<< terug naar de vorige pagina
|