Ingezonden bijdragen van Ruud Jansen

Terug naar de vorige pagina <<

 

door Ruud Jansen

KERMIS OP DE JOZEF ISRAËLSKADE

Was er tijdens de oorlog eigenlijk wel eens kermis op de Jozef Israëlskade? Hoewel m’n geheugen me meestal niet in de steek laat kan ik me hierover niets meer herinneren. Het is een lege bladzijde maar van de gebeurtenissen tijdens de eerste jaren na de oorlog is me in ieder geval voldoende bijgebleven. Toen we in mei 1945 eindelijk bevrijd waren barstten de kermissen namelijk los en arriveerde er twee keer per jaar een Lunapark op de plaats waar nu het Okurahotel staat. Daar lag, naast de oude RAI, een stuk met sintels bedekt terrein dat niet bebouwd was. Ideaal voor een kermis, circussen of andere activiteiten.


Kermisterrein aan de Jozef Israëlskade in 1968, twee jaar later verrees hier het Okurahotel
Bron: Beeldbank G.A.A. geplaatst met toestemming van
Clémentine van Stiphout

De eerste kermis arriveerde als ik me goed herinner al na een paar maanden en oefende een geweldige aantrekkingskracht op me uit. Ik vond het er elke dag weer fascinerend. Een beetje rondlummelen met de vriendjes, kijken of er iets bijzonders gebeurde, tijdens de minder drukke uren een keertje in de botsautootjes, omdat een ritje dan het langste duurde. Veel geld om te besteden had ik overigens niet, m’n wekelijkse zakgeld voorzag niet in actief kermisbezoek maar dat was nauwelijks van invloed. Ik had voldoende aan die bijzondere kermissfeer.
Kermissen van tegenwoordig worden een beetje gekenmerkt door grote attracties die erop gericht lijken te zijn om je even van de aardbodem te laten verdwijnen. Dat was bij de kermissen in die tijd veel minder het geval. Die werden nog gedomineerd door de roze kleur van de zuurstokkramen en de namen Hommerson en Vermolen, twee grote ondernemers in de kermiswereld van die tijd.
Een geweldige sensatie was echter de komst van een kleine autoracebaan. In een tijd dat nog bijna niemand een auto bezat kon je daar een paar minuten in een soort skelter je rondjes rijden en je verbeelden dat je een coureur was. De liefhebbers voor een ritje stonden in de rij te wachten en kregen soms bijna ruzie in hun pogingen om de snelste wagen te bemachtigen. Verder deden we het met zweefmolens, botsautootjes, de rups en de raket naar de maan maar persoonlijk beleefde ik het meeste plezier aan de holly holly. Zou die nog bestaan? Ik ben in geen eeuwigheid meer op een kermis geweest maar herinner me nog de lachpartijen onder de toeschouwers als er mensen stonden te stuntelen op de heen een en weer schuivende bruggen of, bijna onvermijdelijk, ondersteboven gingen in de draaiende ton.
Een spookhuis om te griezelen mocht niet ontbreken, evenmin als de tent waarin de vrouw met de baard recipieerde. Elk kwartier was er een voorstelling waarin laatstgenoemde dame optrad. Om het publiek tot een bezoek aan dit wereldwonder te verleiden verscheen de directeur vijf minuten voor de aanvang op het kleine plankier voor de tent met een lekkermakend verhaal om de twijfelaars nog een beslissend steuntje, beter gezegd zetje, in de rug te geven. In latere jaren had hij de baardige mevrouw verwisseld voor een oermens in een kooi waarbij sterke mannen onder de bezoekers werden uitgenodigd voor een gevecht.
Een goeie kermis biedt ook altijd de mogelijkheid om iets te winnen. Gewoon met lootjes, met grijpautomaatjes, in de schiettent, en met een serie spelletjes die behendigheid en geduld -lees voldoende geld- vereisen. In de tijd die ik beschrijf, kon je daaraan meedoen voor een dubbeltje per ronde, of een kwartje, en altijd was er dan wel iemand die er in slaagde om de favoriete prijs van die tijd, een horloge, te winnen. Kostte hem dan wel handenvol dubbeltjes voor ie zover was maar hij kon daarna dan ook rekenen op de bewondering van alle andere deelnemers. En het verzoek van de eigenaar van de attractie om op te krassen en elders z’n geluk te beproeven.
Wat ook nooit ontbrak was een minicircus met een paar paarden, een ezel die kon rekenen, een clown, een trapezenummer en een directeur die het hooggeëerd publiek opriep om toch vooral snel een kaartje te kopen omdat de voorstelling elk moment kon beginnen.
Het grappige is dat ik dergelijke kleine circussen tientallen jaren later weer tegenkwam in Frankrijk. In de jaren zeventig van de vorige eeuw brachten we onze vakanties bijna elk jaar met de jongens door in dat land. Aanvankelijk op campings in de Jura, later aan de Dordogne en de Drôme en uiteindelijk nog verder, in Les Landes of aan de Middellandse-Zeekust. En altijd kwam op die campings dan zo’n minicircus langs, voor een of twee dagen. Met een paar zielige paarden en de vrouw van de directeur in een glitterpakje waarin ze zowel aan de trapeze als bij het aangeven van de attributen voor de tour d’acrobatique van de oudste zoon, haar mannetje stond.
Wat een geweldige vakanties waren dat toen. Eerst in een bungalowtent, later met de vouwcaravan, weer later in een gehuurde stacaravan en ook nog een paar keer in een gehuurd vakantiehuis. De nostalgische herinneringen aan die tijd staan gelijk te dringen om ook beschreven te worden. Alleen de rit naar Frankrijk al. Vertrokken we op zaterdag, voor dag en dauw, in een volgepropte VW-kever, met drie kinderen op de achterbank. Op het dak een kubieke meter bagage, in de bagageruimte voorin de bungalowtent, m’n echtgenote die als laatste instapte paste dan nog net voorin met de tas met brood, gekookte eieren en drinken onder haar voeten. En ook toen al druk op de weg. Want of je nou vroeg of laat ging, als je eenmaal de grens naderde en bij Haseldonk nog een keertje de tank volgoot, kon je daarna rekenen op lange rijen auto’s. Maar laat ik erbij zeggen dat er toch verschillen waren met tegenwoordig. Het verkeersbeeld was anders. Er waren nog nauwelijks auto’s met caravans op de weg en als gevolg daarvan minder gevaarlijke inhaalpogingen, bijna alle auto’s waren uitgerust met een hoog – soms te hoog - beladen imperiaal wat duidelijk van invloed was op je benzineverbruik en er stonden meer met panne gestrande auto’s langs de kant van de weg. In m’n herinnering ook om de tien kilometer wrakstukken van verongelukte auto’s, bussen of vrachtwagens in de berm. Mogelijk waren die bedoeld als waarschuwing voor de jakkeraars.
Zou het niet leuk zijn om nog eens een keertje langs al die vakantieplekken te rijden? Doe het niet zegt m’n verstandige ik. Frankrijk is nog steeds een prima vakantieland maar de beelden die jij je herinnert zijn allang verdwenen en dat leidt dan onherroepelijk tot teleurstellingen.
Laten we daarom nog maar even terug gaan naar de kermis. De Jozef Israëlskade was niet de enige plaats waar die werd gehouden, er was er ook een in Oost aan de Linnausstraat en in de Jan van Galenstraat tegenover de Markthallen.
Nog een mooie herinnering voor ik dit verhaal afsluit. Of het nou in ’45 was of ’46 weet ik niet meer maar op een gegeven moment boden de Canadezen - onze bevrijders -  alle schoolkinderen van Amsterdam een bezoek aan de kermis aan met gratis toegang in alle attracties. Dat was me wat. Ik kreeg via de Meerhuizenschool een bonnetje voor de kermis aan de Jan van Galenstraat. Op een woensdagmiddag was het en nog zie ik de gigantische toeloop van kinderen. Gratis toegang, klopte helemaal, alleen hadden onze bevrijders zich waarschijnlijk een beetje verkeken op het aantal kinderen. Wij waren namelijk niet bij honderden maar bij duizenden komen opdagen. Het gevolg laat zich raden, eindeloze rijen bij draaimolens, autootjes en al die andere heerlijkheden. Maar gelukkig kreeg je, als je tenminste een bonnetje bezat, bij aankomst op het kermisterrein een grote zak met zuurstokken en allerlei andere snoepwaar en dat hield je dus zowel letterlijk als figuurlijk zoet.
Een kermis had ook altijd een bijzonder einde. Hij bood de vroege vogels namelijk de mogelijkheid om te zoeken naar dubbeltjes en kwartjes die de bezoekers in de voorgaande weken tussen de draaimolens en op andere plaatsen hadden laten vallen. Meestal viel de laatste dag op een zondag en begon de afbraak al vroeg op maandagochtend. Dat hield wel in dat je al ver voor achten, voor je naar school ging, op het terrein moest zijn. Natuurlijk werd je weggejaagd door de mensen van de kermis die bezig waren om de boel af te breken maar kleine jongens hebben in dergelijke gevallen de hardnekkigheid van een paardevlieg. Die komen ook steeds weer terug.
Ik ben ook wel eens om twaalf uur, na school, geweest maar dan was je in feite te laat en mocht je blij zijn als je nog een over het hoofd gezien dubbeltje vond.
Kermis op de Jozef Israëlskade, de eerste jaren na de oorlog was de aantrekkingskracht voor iedereen geweldig maar dat werd geleidelijk minder en de bouw van het Okurahotel maakte er helemaal een einde aan.

Ruud Jansen
21 augustus 2006

<< index Ruud Jansen

Terug naar de vorige pagina <<