Ingezonden bijdrage van: Jan Swagerman

Terug naar de vorige pagina <<

 

index ingezonden

Pagina van Jan Swagerman

Ik ben in 1946 in de Uiterwaardenstraat 36” geboren. Dus boven ‘de Lucassen’ van de Speeltuin in de Gaaspstraat. Mijn hele jeugd heb ik in die buurt doorgebracht. Later Maasstraat 49’. Ik zat op kleuterschool De Kiekenren, op de Maranathaschool en later op de Bugenhagen Mulo. Bij de laatste school heb ik wandelclub SDV (Sport door Vriendschap) opgericht. Ik woon nu alweer een zes-tal jaren in Het Beloofd Land, Zwolle genaamd.

Jan Swagerman


Jan Swagerman

omhoog   HET BELOOFDE LAND

. . . Ik ben van na de oorlog . . . en dat wil ik zo houden ook!

Ik ben geboren in de belangrijkste buurt ter wereld.
Iedereen zal de plek waarop hij geboren is wel de meest belangrijkste vinden.
Maar toch is mijn buurt, Amsterdam Zuid Rivierenbuurt, heel bijzonder. Op het eerste gezicht lijkt het misschien een saaie buurt. Niet zo spannend als verderop de Pijp met de Albert Cuyp markt. Maar ook weer niet zo saai als de Beethovenbuurt, waar de kouwe kak woont. Onze buurt was wat je noemt een koperen knopenbuurt.

Mijn vader was boekhouder en ver verheven boven het volk van de arrebeiers!
Ik herinner me het paard van de ijscoman, de voddenman, de zuurman en ‘het viswijf’. En zelfs de vrouw die elke week de huizen langs ging om de koperen deurknoppen te poetsen. Ja, kom daar tegenwoordig nog maar eens om.

Het was een buurt met een geheim. Er was iets dat niemand wist. En het heeft me vele jaren geduurd voordat ik ook daarvan wist. Maria zou in Rijnstraat verschenen zijn. Ik moet dus nog met haar gespeeld hebben. Maar, nee het échte wonder was natuurlijk wat mijn vader me vertelde. ‘Kijk Jan’, zei hij dan ‘In ons drassige Holland kunnen nooit wolkenkrabbers gebouwd worden, zoals bij voorbeeld in Amerika.


En toch het was gelukt om hier een échte wolkenkrabber te bouwen. Hier, in onze buurt, op het Victorieplein. En hij staat er nu nog. Wel elf verdiepingen hoog!

Maar er was nog iets anders. Het duurde vele jaren voordat ik begreep waarover juist niet gesproken werd. Soms waren er kleine aanwijzingen. Bij voorbeeld toen iemand eens een fotootje van mij en mijn broertje zag. Hoe oud zouden we geweest zijn? Een jaar of vijf misschien. Allebei in zo’n schattig matrozenpakje, bij moeder op een bankje in een plantsoentje.

Op het plantsoen van het Merwedeplein om precies te zijn. “Hè, daarachter staat het huis van Anne nog’ hoorde ik iemand zeggen. Anne was een meisje dat later naar de Prinsengracht was verhuisd en een dagboekje had gemaakt begreep ik. Dat leek me leuk een dagboekje maken. Zou mijn vader ook de verhalen van vroeger hebben opgeschreven? Maar er was iets mee, dat voelde ik wel aan. Maar wat, iets met de Joden. Nou Joden waren er genoeg in de buurt.

Zondags, als er eens een enkele keer bezoek kwam, mochten we van die overheerlijke bolussen halen bij de Joodse bakker Pront. Dan moest je die gevaarlijke Rijnstraat oversteken. En lang wachten tot je aan de beurt was. In die tijd waren er nog geen koopzondagen en alleen Joden mochten zondags hun winkel openhouden.

Ik zat in die tijd op de Christelijke school de Maranatha school, naast de Joodse Kerk. Ik herinner me dat daar van die spannende ijzeren letters op stonden. Dat was Hebreeuws hoorde ik later. Dat gebouw in de Lekstraat werd later het verzetsmuseum. En de Joodse kerk, de synagoge? Die was gewoon middenin de stad, daar waar nu het Joods Historisch Museum is.

Toch duurde het lang voordat ik besefte dat ik eigenlijk nauwelijks échte levende Joden had gezien. Er waren geheimzinnige verdwijningen geweest. Pas veel later zag ik in MIJN speeltuintje, in de Gaaspstraat, een monumentje was geplaatst. Ik hoorde toen, dat in de oorlog Joden nergens mochten komen.

Toch moesten ook zij hun spullen ergens kunnen kopen en dat mochten alleen op het pleintje waar MIJN schommel stond. 13.000 Joden schijnen weggevoerd te zijn. Ik hoorde ook hoe de mensen dat niet pikten en in verzet kwamen. Op een februaridag in de oorlog hadden mensen de tramremise geblokkeerd zodat geen trams meer in en uit konden uitrijden. Het werd het begin van De Grote Staking, die zich snel over de hele stad zou uitbreiden. Ook dat was mijn buurt! Een bijzondere buurt.

Goed, mijn ouders waren pas na de oorlog in de Rivierenbuurt komen wonen. Pas veel later begreep ik dat die verdwijningen veel omvangrijker waren geweest. Soms vond ik kleine hints, waarvan ik pas veel later de diepte begreep. Neem nou het grote schilderij bij ons thuis. Dat had mijn vader ooit gekregen van buren die tegen hem gezegd zouden hebben ‘Jan’, want zo heette mijn vader ook, ‘Neem dit maar mee, we gaan weg en komen misschien niet meer terug…’.

Wat was er gebeurd? Wie kon ik beter vragen dan mijn eigen vader? Misschien had hij ook wel een dagboekje gemaakt of zo iets. Hij was immers rasechte Amsterdammer en had 43 jaar lang als boekhouder gewerkt in de mooiste plek van Amsterdam, in De Gouden Bocht in de Herengracht. Dag in dag uit ging hij om half negen van huis om dan precies om half zes weer terug te komen. Elke dag weer, half negen weg, half zes terug. Half negen weg, half zes terug….
Je vraagt je soms af hoe iemand dat al die jaren zo volhoud. Als ik het hem vroeg zei hij steevast ‘s ochtends debet, ’s middags credit’. Erg swingend klonk dat niet.
Maar goed, op die manier is hij ook de oorlog doorgekomen. Half negen weg, half zes weer teug op z’n fietsje. Hij had geboft want hij werkte voor de voedselvoorziening, hij werkte namelijk bij de Centrale Suiker Maatschappij en hoefde daarom niet naar Duitsland.
Ik vroeg hem zijn belevenissen. ‘Ja, Jan, op een dag fietste ik op de Weteringsschans, je weet wel daar waar dat beeld van Van Randwijck staat. Er was wat gebeurd. De Duisters schoten zo maar in de wilde weg onschuldige mensen dood. En wij? Wij werden gedwongen om te kijken. Nou, als je dat hebt gezien, dan houd je je mond verder wel…’.
Hoe dan ook, of je bij de voedselvoorziening werkt of niet, het eten raakte op in Amsterdam. De bomen in het park waren allang gesneuveld om vuurtjes te maken. Mensen gingen kooltjes zoeken tussen de as van de stoomlocomotieven op het Rhijnspoorpleinstation. Eten was er steeds minder. Mensen begonnen zelfs bloembollen te eten. Op het laatst waren die er zelfs ook niet meer. Toen zat er niets anders op dan naar de boeren in de omgeving te gaan en te proberen of daar nog wat te eten was. Tienduizenden zijn zo op voedseltocht gegaan. Ook mijn vader. Hij vertelde me hoe hij eens met zijn fietsje Noord-Holland in was geweest. Hij had een zakje aardappelen bij zich, maar vlak bij het IJ hield een Duitser en nam zijn schat in beslag. Daar stond hij weer, met lege handen en een lege maag! Velen is het zo vergaan.

Maar al spoedig deed het gerucht de ronde. Je moet vérder gaan. Dagen is het lopen, maar dan ben je in Het Beloofde Land. Als je de rivier over bent en veilige De Brug heb gepasseerd, dan is er eten genoeg. Daar over de IJssel is het land van melk en honing! En ze gingen! Tienduizenden uitgemergelde mensen….
Kilometer naar kilometer, uren lang…dagen lang soms….De exodus naar het beloofde land.

Ik weet niet of u wel eens van Amsterdam naar Zwolle hebt gelopen. Zonder eten in uw lijf en in een van de koudste winters. Met kartonnen zooltjes in je schoenen en een karretje achter ja aan in de hoop met wat levensmiddelen terug te komen…..Je vraagt je af hoe iemand dat zo vol houdt. Maar ze gingen in een lange stoet van uitgehongerden. Niemand zei: ‘Ik stop er mee, ík hoef niet meer’, of ‘Waarom zou ik nog verder gaan?’. Ze gingen…kilometer na kilometer…En dat, terwijl de mensen er in bosje bij neervielen. Letterlijk! Wat hield hen op been? Misschien hadden ze een verhaal en geloofden ze in de komende vrede; al was er niets dat er op leek. Of hadden ze een gezin om voor te zorgen of een ander verhaal dat hen kracht gaf om door te gaan. Wie weet.. Het was of een onzichtbare kracht hen voedsel gaf om tóch door te gaan.
……..
Inmiddels woon ik in Het Beloofde Land. Ik heb de verhalen gehoord van hoe de ontheemden hier ontvangen zijn. Nee, het was geen paradijs. Er waren boeren er die dik geld wilden verdienen. Of uitgehongerden van hun erf af joegen. En hier in Zwolle? Er was een kaal gebouw met wat alleen wat stro op de grond. Daar mochten ze dan slapen. Nou ja, als dat slapen er van kwam. Iedereen had diaree en er waren nauwelijks toiletten; dus je moesten de uitgemergelden de hele nacht maar met kramp in hun buik wachten tot ze aan de beurt waren. Was dat nu het beloofde land?
Ik hoorde ook de verhalen van de boeren uit Oldeneel die zich de ontheemden goed herinnerden. ‘Ja’, zo vertelde een van hen me ‘Op een avond kwamen er mensen uit Utrecht voorbij. Het bleek nog verre familie te zijn. Ik heb ze toen maar wat te eten gegeven’.Waarom het rijke Oosten het arme Westen eigenlijk niet verder heeft geholpen weet hij me nu nog niet te vertellen. Ook hoorde ik dat de Zwollenaren hulpvaardig waren. Zo is er het verhaal van dat oude vrouwtje dat de gladde IJsselbrug niet meer op kon. Vriendelijk werd ze door omstanders de brug op geholpen. Ze moest alleen nog wel tot Utrecht doorlopen….Zo was het beloofde land…
………..
Maar goed. Nu is het vrede. Twee rijke polders vol voedsel voor de deur. Koopzondagen, McDonalds op de hoek. Wat wil je nog meer?
Op een avond besloot ik daar maar eens een avondmaal te gaan vieren. Wat zouden die mensen gelukkig zijn met hun voedsel. Ze zouden vast feest vieren en alles samen delen. Brood en wijn, chips en cola. Eén groot happy meal verwachtte ik. Maar wat een teleurstelling. Ik zag alleen mensen die aan het schransen waren. Toen ik hen vroeg wat hen tot voedsel diende om er elke dag weer op nieuw tegen te kunnen keken ze me aan alsof gek was. Een mafkees was ik, zeiden ze. Ik moest bovendien achter in de rij aansluiten. Als snel merkte ik dat ik tussen al die vette hamburgers niet veel te zoeken had. ’s Ochtends patat en ’s middags kroket. Ik vroeg me af hoe ze het vol hielden….
Ik sloop weg en slenterde door de stad. Ik zag een invalide, een zieke, een oude man met een stok en een verdrietige vrouw. Ik vroeg me af hoe ze het volhielden. Elke dag weer en maar doorgaan. Dag in dag uit….waar haalden ze de kracht vandaan om steeds door te gaan. Dag in, dag uit…..Ze moesten wel een reden hebben, een verhaal….Zo peinzend liep ik de stad uit. Ik kwam daar op de plek bij de rivier waar aan de horizon de hemel opgaat in de aarde en de aarde zich met de hemel verbindt.

Ik zag nog slechts de contouren van een Brug…

Toen wist ik het: het enige dat we in dit leven nog kunnen doen is verhalen sparen. Verhalen verzamelen die ons kracht geven om toch steeds weer verder te kunnen gaan, wat er ook gebeurd. Die kunnen we elkaar vertellen, dan geven ze ons voedsel Iedere dag weer, dag in dag uit, op weg naar onze bestemming.

Want immers ééns zullen we toch allemaal De Brug moeten oversteken. En dan zullen we nog lang en gelukkig leven….

Kom vanavond met verhalen
Hoe de oorlog is verdwenen
En herhaal ze honderd malen
Alle malen zal ik wenen.

Leo Vreman

Copyright:
Jan Swagerman,

Uit: Het Verhaal gaat verder, de kunst van het vertellen. Uitgave Ank Hermes Deventer 1991. ISBN 90 202 5087 6 .


 


omhoog  TWEE KRUIDENIERS

Op zoek gaan naar je wortels is een spannend avontuur. Ik ging terug naar de buurt waar ik geboren ben, in Amsterdam-Zuid, niet ver van waar nu de Utrechtse Brug is. Ik kreeg twee verhalen mee. Beiden gingen over een kruidenier.
De ene was mijnheer Punt, een echte ouderwetse grutter. Als de winkelbel ging, slofte zijn vrouw meestal naar voren. Suiker, thee, koekjes, alles werd zorgvuldig afgewogen op de weegschaal met koperen gewichten. Zo’n weegschaal was zelfs in die tijd –de jaren vijftig- al ouderwets. Het duurde lang voordat je aan de beurt was, maar inmiddels had je wel alle verhalen uit de buurt gehoord.
De andere kruidenier was Hermans. Jac Hermans. Hij heeft inmiddels een supermarktketen opgebouwd. Hij was -zeker in die tijd- het grote voorbeeld van de buurt. Als er ergens weer een nieuw filiaal werd geopend, was het net of de buurt glom van trots. ‘Als je maar hard werkt, kom je er wel’, was de moraal van dat verhaal in deze ‘koperenknopenbuurt’ met zijn ‘witteboordenproletariaat’. ‘Kijk naar mijnheer Hermans. Als je geen initiatief ontplooit, word je net als Punt van hiernaast’.
Ik snapte het wel. Durf, Hollands Glorie en ondernemerslust was waar het om draaide. En ook ik droomde van een grote carrière. Maar toch…op de een of andere manier gaf mijnheer Punt meer dan een snoepje bij de boodschappen. Er hing een speciale sfeer in de winkel met de geurtjes van zeeppoeder vermengd met die van rookworsten, die aan de muur hingen te drogen boven de theeblikken.
Pas veel later in mijn leven - toen ik met bejaarden werkte - begreep ik dat de mens niet leeft van brood en supermarkten alleen.
Rust, tevredenheid en tijdloosheid zijn dingen die een mens ook nodig heeft op zijn levenspad.
Soms is het belangrijk dat je dat ontwikkelt. Zeker als je therapie nodig hebt of overspannen bent, is de behoefte aan rust groot, maar in deze jachtige maatschappij o zo moeilijk te vinden. De rust en de tijd durven nemen om naar een goed verhaal te luisteren kan dan wonderen doen. De klanten van Punt konden erover meepraten en namen er de tijd voor.
Ik ken het privéleven van beide kruideniers niet en dat hoeft ook niet. Evenmin kan ik als spreekwoordelijk "beste stuurman aan de wal" oordelen wie ‘het bij het rechte eind had’. Ook dat doet er weinig toe. Het gaat om mijn verhaal. Ik kreeg als kleine jongen tweeërlei tegenstrijdige informatie. De eerste was ‘zorg dat je iets bereikt, ‘dat je er komt’, de andere ‘Wees tevreden met wat je hebt, heb respect, rust en dankbaarheid’’…
……het resultaat van mijn ontmoeting met beide kruideniers is dat ik nooit grutter zal worden, maar evenmin manager van een supermarktketen. Ik doe een wanhopige poging om beiden te zijn, beiden wonen in me. Dat is mijn innerlijk conflict…..
…..de verhalen over de twee kruideniers en mijn kinderlijke kijk op de wereld hebben zich vermengd met de verhalen van schoolmeesters, vriendjes en uiteraard mijn ouders. Het is het verhaal van zomaar een buurt in Amsterdam. Het resultaat van die schat aan verhalen gaat verder via mij, ik ben een stuk van het verhaal van de Rivierenbuurt. Het spreekt door mijn mond….is dat geen wonder?
NB Inmiddels is Jac. Herman al weer lang geleden overgenomen door de Plus supermarktketen dacht ik.
De winkel van Punt was Uiterwaardenstraat 32. En de verhalen? Misschien heeft de speeltuin in de Gaaspstraat me wel gevoed met de vertelclub, waar op woensdagmiddag voor vijf cent bij de toverlantaarn Bruintje Beer werd verteld.

Ik ben dan ook geen grutter geworden maar ondernemer in verhalen. Daar geef ik nu cursussen in.

Copyright:
Jan Swagerman, voorjaar 2006


omhoog   JAN SWAGERMAN
NARRATIEF COACH & VERTELTRAINER

“Een goede verteller is in staat de toehoorders geboeid te laten luisteren en hen daarmee aan zich te binden”, aldus Jan Swagerman. Zelf kan Swagerman pakkend vertellen over zijn ruime ervaringen als narratief coach en verteltrainer. Met een breed scala aan opdrachtgevers, van multinationals tot regionale culturele instellingen en onderwijsinstellingen en met een degelijke academische opleiding als andragoloog en docent taalexpressie is het persoonlijk verhaal van Jan Swagerman op zich al uniek. Maar zijn kracht is toch zijn manier waarop hij de narratieve coaching aanpakt, in een ontspannen sfeer en met verrassende resultaten. Hij vertelt u er graag meer over.

Meer informatie
Een goed verhaal wordt van mens tot mens verteld. Wilt u dan ook in een persoonlijk gesprek meer weten over de mogelijkheden van de narratieve coaching, presentatietrainingen en vertelcursussen, schroom dan niet en neem contact op met:

Jan Swagerman
Verteltrainer / narratief coach
Postbus 1190, 8001 BP Zwolle
info@janswagerman.nl

websites:
www.narratievecoaching.nl
www.janswagerman.nl

Deze pagina is voorzien van (eigen) afbeeldingen die de redactie ter beschikking heeft.

omhoog

Terug naar de vorige pagina <<