Door
het poortje naar lijn 8
"Het poortje naar de Roerstraat, een
vluggere manier om van de Zuider Amstellaan naar de
Roerstraat te komen."
Aan de linkerkant van het poortje woonde de Familie N., aan
de andere kant ook lui van de jeugdbeweging, en hun ouders.
Dit poortje gingen we door, op mijn persoonlijke ´Day of
infamy´, 18 mei 1943, toen de in
burger geklede politieagenten de trap op kwamen op nummer
185 (tweede ingang van de Maasstraat), en ons aanhielden. De
rugzak, klaargemaakt op raad van de moffenhandlangers
(Joodse Raad), stond al in een hoek te wachten.
"Loopt u maar naar beneden, en wacht tot we komen. Er
komen nog meer mensen".
Kaartje met de in dit verhaal genoemde
locaties in Rivierenbuurt
[Kaart uit 1935 ter beschikking
gesteld door Richard Keijzer]
En zo gingen we
dan, na een paar minuten over de
tramrails, en door het poortje naar de Roerstraat, en ik
keek nog even naar de populieren. Zou ik ze ooit nog
weerzien! (Ja, maar dat wist ik toen niet).
Portiek met
ingang naar Roerstraat 71
foto Jos Wiersema - november
2008
Rechtsaf, één of twee ingangen, en naar één hoog.
(hoogstwaarschijnlijk was dit huisnummer 71/1) Daar
waren al wat mensen, ingebracht door een mengelmoes van
Nederlandse Marechaussees, en agenten in burger, (vooral
niet de plaatselijke bevolking tegen je in het harnas
jagen!). Dat was een boze nacht. Zo een twintig mensen, een
paar tieners ook (ikzelf o.a.), kapot van de zenuwen en die
wel wisten, dat wat ze ook te wachten stond, het zou niet
goed zijn.
Roerstraat
71/1 en het poortje naar de Zuider Amstellaan (nu
Rooseveltlaan)
foto Jos Wiersema - november
2008
Ik sliep direct in, maar werd iedere 5 minuten
wakker, om Moeder te vragen hoe laat het was. En zo werd het
dan zes uur. Het ogenblik waarop ik,
zoals ik toen dacht, voor het laatst over mijn lot kon
beslissen.
Eindelijk werd het dan morgen en ik wist dat om half zeven
vrienden van me van de Pioniers groep naar hun werk zouden
gaan in de Volkstuinen aan het Nieuwe Diep. Hier was mijn
kans. Als ik maar hun aandacht zou kunnen trekken en ze naar
de flat in de Roerstraat zou kunnen lokken zou ik mensen
kunnen laten weten dat ik opgepakt was.
Roerstraat
71/1 en het poortje naar de Zuider Amstellaan (nu
Rooseveltlaan)
foto Jos Wiersema - november
2008
Ik ging naar
het raam, en hing over de vensterbank. Ik wachtte en wachtte
en ja hoor, daar kwamen ze om half zeven.
“R., B., F., kom hier, ik moet jullie iets zeggen!”
Aarzelend kwamen ze dichterbij en praatten onder elkaar. Was
er gevaar? Wilde iemand ze er in laten lopen? Wie weet!
Tenslotte kwamen ze en vroegen wat er aan de hand was. Ik
vertelde hun in het kort en vroeg ze
de leider van de Hechaloetz (Pioniers) beweging te
vertellen, dat ik gepakt was. Alleen maar dat. Ze zouden het
doen.
Ondertussen was het al na zevenen. De heren handlangers
kwamen terug.
"Met bagage naar beneden en meekomen, het
poortje onderdoor en in de Zuider Amstellaan de rails over
en naar de tramhalte, richting stad".
Door "het poortje" naar de de
halte van lijn 8 op Zuider Amstellaan (Rooseveltlaan)
foto gemaakt tijdens
literaire wandeling door Jos Wiersema - 2003
Daar gingen
we dan en daar was dan het poortje, dat poortje dat ik zo
een zestig jaren verdrongen had uit mijn geheugen, dat was
het POORTJE in de Roerstraat en voor het eerst na al die
jaren wist ik toen ik foto op de website
Zuidelijke Wandelweg zag hoe ik van de Roerstraat
naar de tram gekomen was. Kan dat? Ja, hoe pijnlijker de
herinnering hoe makkelijker hij te verdringen is en hoe meer
hij je dwars zit. Vreemd? Ja. Mogelijk? Ook dat. Daar was
dan HET poortje, en door het poortje ging ik dus, samen met
mijn lotgenoten, naar de tramhalte van de
Zuider Amstellaan en de Maastraat.
Onderweg met lijn 8; een leven
schiet aan mij voorbij
Zo vond ik mijzelf
dus op het achterbalkon van een lijn
8, Scheldeplein - Centraal station,
in de Zuider Amstellaan, voor het laatst. Daar was het Daniël
Willinkplein met het kleuterschooltje
waar ik mijn dagen had verbracht, mijn geliefde
Wolkenkrabber en de galerijen op de
zuidelijke hoeken van de Rijnstraat.
Boekhandel Vis, die Joodse boeken verkocht. Achter de tram
verdween de plompe toren van de Aquinokerk, na de brug over
het Amstelkanaal. Op de hoek van de Jozef Israëlskade
waar
vaders tandarts woonde, met aan de
overkant de apotheek. Met zijn
onuitputtelijke bron van hoestdrankjes, in een eindeloze rij
van flessen en flesjes, netjes uitgedost met gekleurde en
geplooide waspapieren jasjes over de echte kurken.
Aan dezelfde kant was een banketbakker, waar we op
zondagmorgen wel eens taartjes kochten op bijzondere
gelegenheden. Schuitjes van gebakken boterdeeg, gevuld met
botercrème met een koffiesmaak, een megacalorie bom.
"But what a way to go!"
De boter, kaas en eierenwinkel van de zusters van der S.,
waar een schitterende glazen fles op een houten stand wel
250 eieren borg, in en schakering van ik weet niet hoeveel
eierkleuren, van sneeuwwit, tot diepbruin, en boter.
En de kazen achter glas. Is dat de oorsprong van mijn
liefde voor pitjeskaas? De boter, per gewicht verkocht
(verpakte zaken waren behept met een stigma.
Je kon niet zien welke lading de vlag dekte).
Daarom werd er nog wel eens gefronst over verpakte
artikelen, behalve dan ijs, mijn moeder had niets op met
Italianen, de Schepijs Maffia, die persona non-grata waren
en precies het tegengestelde van de “Mexicanen” (code woord
gebruikt door joden voor joden).
Aan de overkant van de zuivelwinkel was (waarschijnlijk) een
wasserette, (ik hield me alleen maar bezig met vuilmaken,
niet met wassen) maar ik zie nog als vandaag een
reclamecampagne van Radion, die zijn waren aan de man (of
vrouw) bracht met acrobaten op stelten, gekleed in the
kleuren van Radion (Lever´s zeep Mij?).
Op de hoek van de Carillonstraat was de visboer die alle
soorten palingen verkocht, levende, dode, gerookte, gebakken
(en ik, met mijn koosjere opvoeding,
dacht:
"hoe kunnen mensen wormen eten, of slangen?")
Het blok tussen de Lutmastraat en de Tolstraat had de
grootste trekpleister van de buurt – de Koosjere
banketbakkerij van van S. met orgeade en gemberbolussen aan
de lopende band. Wie weet nu nog wat dat betekende?
Dat is halfgebakken gistdeeg, een ijzeren potje met
een bodempje orgeat, of gekonfijte gember, verhit over een
Bunsenbrander, met Mevrouw van S., goedlachs en een zweempje
Sefardisch bloed, die handig een half dozijn op een bordje
van geperst papier in een taartjes doos schoof. Een half
koninkrijk voor een kruimeltje!
Ik kwam hier vaak omdat Grootvader en Grootmoeder in de
Pieter Aertzstraat woonden en ik passeerde dan de van
Ostadestaat, waar de
"fildekos" (fil d' écosse)
bruingeribde wollen winterkousen vandaan kwamen.
Trainingpakken voor meisjes? “Dat past niet”, zei Oma. “Niet
voor Mexicanen”.
Toen tien jaar later grootmoeder al in een bejaardenhuis
woonde en ik haar in een koude winter
ging opzoeken, goed ingepakt in een trainingspak,
keek ze misprijzend (o, wat kon ze
misprijzen!) naar mijn trainingsbroek,
zei niets en schudde haar hoofd en dacht waarschijnlijk, net
als ik nu: "die jeugd van
tegenwoordig!"
De Aquinokerk is inmiddels de weg
opgegaan van zijn vroegere menselijke omgeving. Van de kerk,
die bescherming had kunnen en behoren te bieden aan de vele
joden die vermoord werden, is ook niets meer over. Een groot
gat gaapte waar hij eens stond en het
silhouet van de Rijnstraat als je naar het zuiden kijkt is
verwrongen, de kerk is weg. Ironisch, wat?
Maar als de tram de brug het Amstelkanaal over rijdt kun je
als je goed luistert het wagenstel horen jammeren voordat
hij dan de Rijnstraat ingaat over allen die eens
lijn 4 en
lijn 8 bevolkten.
Michal Elata
1 december 2008
(Mevrouw Elata stelt er prijs op dat contact alleen via de
redactie verloopt, red.)
E-mail:
info@geheugenvanplanzuid.nl
reacties mogen ook in het gastenboek worden geplaatst
Voor Michal
ROERSTRAAT
Met de Roerstraat in mijn gedachten
zweef ik de eindeloze trappen op,
want daarboven wacht op mij
het stratenzicht. Buiten adem vanaf
de rode daken zie ik geschilderde getallen
op de panden die het leed verraden.
Hoorbare leegte op het volle plein.
Door het poortje werden zij weggevoerd
naar de laatste trein. Na rampspoed
weer bespeeld, het plein, de straat
en de portieken. Kinderstemmen
klinken tegen de gevels op. Luid
geklap van moeders aan het einde
van de dag. Dan smerig en bevuild
naar huis. De Roerstraat is mijn thuis.
Jos |
Voor Jos, die zich geen moeite
gespaard heeft om me te helpen de woning te vinden waar ik
toen was.
Michal.
Het gedicht Roerstraat in het
Ivrit
Gedicht Stadsdichter ZuiderAmstel
het poortje van de Roerstraat
(een herinnering van Michal Elata)
Honderd voetstappen tegelijk
door het onderdoor van de huizen.
Al monddood.
Dromen zelfs verboden.
Moffen overkomen je.
God rijdt over de daken.
Hij heeft er niets mee te maken.
Ze zijn uitverkoren.
Da’s genoeg.
Karel N.L.
Grazell
Amsterdams stadsdichter uit ZuiderAmstel
december 2008
Het gedicht in het
Ivrit
|
|