Ingezonden bijdrage van: Michal Elata

Terug naar de vorige pagina <<

 

index ingezonden

Israel

Pagina van Michal Elata

Door het poortje naar lijn 8

"Het poortje naar de Roerstraat, een vluggere manier om van de Zuider Amstellaan naar de Roerstraat te komen."

Aan de linkerkant van het poortje woonde de Familie N., aan de andere kant ook lui van de jeugdbeweging, en hun ouders. Dit poortje gingen we door, op mijn persoonlijke ´Day of infamy´, 18 mei 1943, toen de in burger geklede politieagenten de trap op kwamen op nummer 185 (tweede ingang van de Maasstraat), en ons aanhielden. De rugzak, klaargemaakt op raad van de moffenhandlangers (Joodse Raad), stond al in een hoek te wachten.
"Loopt u maar naar beneden, en wacht tot we komen. Er komen nog meer mensen".


Kaartje met de in dit verhaal genoemde locaties in Rivierenbuurt
[Kaart uit 1935 ter beschikking gesteld door Richard Keijzer]

En zo gingen we dan, na een paar minuten over de tramrails, en door het poortje naar de Roerstraat, en ik keek nog even naar de populieren. Zou ik ze ooit nog weerzien! (Ja, maar dat wist ik toen niet).


Portiek met ingang naar Roerstraat 71
foto Jos Wiersema - november 2008

Rechtsaf, één of twee ingangen, en naar één hoog. (hoogstwaarschijnlijk was dit huisnummer 71/1) Daar waren al wat mensen, ingebracht door een mengelmoes van Nederlandse Marechaussees, en agenten in burger, (vooral niet de plaatselijke bevolking tegen je in het harnas jagen!). Dat was een boze nacht. Zo een twintig mensen, een paar tieners ook (ikzelf o.a.), kapot van de zenuwen en die wel wisten, dat wat ze ook te wachten stond, het zou niet goed zijn.


Roerstraat 71/1 en het poortje naar de Zuider Amstellaan (nu Rooseveltlaan)
foto Jos Wiersema - november 2008

Ik sliep direct in, maar werd iedere 5 minuten wakker, om Moeder te vragen hoe laat het was. En zo werd het dan zes uur. Het ogenblik waarop ik, zoals ik toen dacht, voor het laatst over mijn lot kon beslissen.
Eindelijk werd het dan morgen en ik wist dat om half zeven vrienden van me van de Pioniers groep naar hun werk zouden gaan in de Volkstuinen aan het Nieuwe Diep. Hier was mijn kans. Als ik maar hun aandacht zou kunnen trekken en ze naar de flat in de Roerstraat zou kunnen lokken zou ik mensen kunnen laten weten dat ik opgepakt was.


Roerstraat 71/1 en het poortje naar de Zuider Amstellaan (nu Rooseveltlaan)
foto Jos Wiersema - november 2008

Ik ging naar het raam, en hing over de vensterbank. Ik wachtte en wachtte en ja hoor, daar kwamen ze om half zeven. “R., B., F., kom hier, ik moet jullie iets zeggen!” Aarzelend kwamen ze dichterbij en praatten onder elkaar. Was er gevaar? Wilde iemand ze er in laten lopen? Wie weet! Tenslotte kwamen ze en vroegen wat er aan de hand was. Ik vertelde hun in het kort en vroeg ze de leider van de Hechaloetz (Pioniers) beweging te vertellen, dat ik gepakt was. Alleen maar dat. Ze zouden het doen.
Ondertussen was het al na zevenen. De heren handlangers kwamen terug.
"Met bagage naar beneden en meekomen, het poortje onderdoor en in de Zuider Amstellaan de rails over en naar de tramhalte, richting stad".


Door "het poortje" naar de de halte van lijn 8 op Zuider Amstellaan (Rooseveltlaan)
foto gemaakt tijdens literaire wandeling door Jos Wiersema - 2003

Daar gingen we dan en daar was dan het poortje, dat poortje dat ik zo een zestig jaren verdrongen had uit mijn geheugen, dat was het POORTJE in de Roerstraat en voor het eerst na al die jaren wist ik toen ik foto op de website Zuidelijke Wandelweg zag hoe ik van de Roerstraat naar de tram gekomen was. Kan dat? Ja, hoe pijnlijker de herinnering hoe makkelijker hij te verdringen is en hoe meer hij je dwars zit. Vreemd? Ja. Mogelijk? Ook dat. Daar was dan HET poortje, en door het poortje ging ik dus, samen met mijn lotgenoten, naar de tramhalte van de Zuider Amstellaan en de Maastraat.

Onderweg met lijn 8; een leven schiet aan mij voorbij

Zo vond ik mijzelf dus op het achterbalkon van een lijn 8, Scheldeplein - Centraal station, in de Zuider Amstellaan, voor het laatst. Daar was het Daniël Willinkplein met het kleuterschooltje waar ik mijn dagen had verbracht, mijn geliefde Wolkenkrabber en de galerijen op de zuidelijke hoeken van de Rijnstraat.
Boekhandel Vis, die Joodse boeken verkocht. Achter de tram verdween de plompe toren van de Aquinokerk, na de brug over het Amstelkanaal. Op de hoek van de Jozef Israëlskade waar vaders tandarts woonde, met aan de overkant de apotheek. Met zijn onuitputtelijke bron van hoestdrankjes, in een eindeloze rij van flessen en flesjes, netjes uitgedost met gekleurde en geplooide waspapieren jasjes over de echte kurken.
Aan dezelfde kant was een banketbakker, waar we op zondagmorgen wel eens taartjes kochten op bijzondere gelegenheden. Schuitjes van gebakken boterdeeg, gevuld met botercrème met een koffiesmaak, een megacalorie bom. "But what a way to go!"
De boter, kaas en eierenwinkel van de zusters van der S., waar een schitterende glazen fles op een houten stand wel 250 eieren borg, in en schakering van ik weet niet hoeveel eierkleuren, van sneeuwwit, tot diepbruin, en boter. En de kazen achter glas. Is dat de oorsprong van mijn liefde voor pitjeskaas? De boter, per gewicht verkocht (verpakte zaken waren behept met een stigma. Je kon niet zien welke lading de vlag dekte).
Daarom werd er nog wel eens gefronst over verpakte artikelen, behalve dan ijs, mijn moeder had niets op met Italianen, de Schepijs Maffia, die persona non-grata waren en precies het tegengestelde van de “Mexicanen” (code woord gebruikt door joden voor joden).
Aan de overkant van de zuivelwinkel was (waarschijnlijk) een wasserette, (ik hield me alleen maar bezig met vuilmaken, niet met wassen) maar ik zie nog als vandaag een reclamecampagne van Radion, die zijn waren aan de man (of vrouw) bracht met acrobaten op stelten, gekleed in the kleuren van Radion (Lever´s zeep Mij?).
Op de hoek van de Carillonstraat was de visboer die alle soorten palingen verkocht, levende, dode, gerookte, gebakken (en ik, met mijn koosjere opvoeding, dacht: "hoe kunnen mensen wormen eten, of slangen?")
Het blok tussen de Lutmastraat en de Tolstraat had de grootste trekpleister van de buurt – de Koosjere banketbakkerij van van S. met orgeade en gemberbolussen aan de lopende band. Wie weet nu nog wat dat betekende? Dat is halfgebakken gistdeeg, een ijzeren potje met een bodempje orgeat, of gekonfijte gember, verhit over een Bunsenbrander, met Mevrouw van S., goedlachs en een zweempje Sefardisch bloed, die handig een half dozijn op een bordje van geperst papier in een taartjes doos schoof. Een half koninkrijk voor een kruimeltje!
Ik kwam hier vaak omdat Grootvader en Grootmoeder in de Pieter Aertzstraat woonden en ik passeerde dan de van Ostadestaat, waar de "fildekos" (fil d' écosse) bruingeribde wollen winterkousen vandaan kwamen. Trainingpakken voor meisjes? “Dat past niet”, zei Oma. “Niet voor Mexicanen”.
Toen tien jaar later grootmoeder al in een bejaardenhuis woonde en ik haar in een koude winter ging opzoeken, goed ingepakt in een trainingspak, keek ze misprijzend (o, wat kon ze misprijzen!) naar mijn trainingsbroek, zei niets en schudde haar hoofd en dacht waarschijnlijk, net als ik nu: "die jeugd van tegenwoordig!"
De Aquinokerk is inmiddels de weg opgegaan van zijn vroegere menselijke omgeving. Van de kerk, die bescherming had kunnen en behoren te bieden aan de vele joden die vermoord werden, is ook niets meer over. Een groot gat gaapte waar hij eens stond en het silhouet van de Rijnstraat als je naar het zuiden kijkt is verwrongen, de kerk is weg. Ironisch, wat?
Maar als de tram de brug het Amstelkanaal over rijdt kun je als je goed luistert het wagenstel horen jammeren voordat hij dan de Rijnstraat ingaat over allen die eens lijn 4 en lijn 8 bevolkten.

Michal Elata
1 december 2008

(Mevrouw Elata stelt er prijs op dat contact alleen via de redactie verloopt, red.)
E-mail:
info@geheugenvanplanzuid.nl

reacties mogen ook in het gastenboek worden geplaatst

Voor Michal

ROERSTRAAT

Met de Roerstraat in mijn gedachten
zweef ik de eindeloze trappen op,
want daarboven wacht op mij

het stratenzicht. Buiten adem vanaf
de rode daken zie ik geschilderde getallen
op de panden die het leed verraden.

Hoorbare leegte op het volle plein.
Door het poortje werden zij weggevoerd
naar de laatste trein. Na rampspoed

weer bespeeld, het plein, de straat
en de portieken. Kinderstemmen
klinken tegen de gevels op. Luid

geklap van moeders aan het einde
van de dag. Dan smerig en bevuild
naar huis. De Roerstraat is mijn thuis.

Jos

Voor Jos, die zich geen moeite gespaard heeft om me te helpen de woning te vinden waar ik toen was.

Michal.

Het gedicht Roerstraat in het Ivrit

Gedicht Stadsdichter ZuiderAmstel

 

het poortje van de Roerstraat
(een herinnering van Michal Elata)

Honderd voetstappen tegelijk
door het onderdoor van de huizen.
Al monddood.
Dromen zelfs verboden.
Moffen overkomen je.
God rijdt over de daken.
Hij heeft er niets mee te maken.
Ze zijn uitverkoren.
Da’s genoeg.

Karel N.L. Grazell
Amsterdams stadsdichter uit ZuiderAmstel
december 2008

Het gedicht in het Ivrit

 

omhoog

 

Het begon met een zandhoop

Het kleuterschooltje op het Daniël Willinkplein (Victorieplein) ging uit. Opa stond me al op te wachten, om me weer naar huis te brengen. Ik huppelde naar buiten, en stopte op eens. Er was iets aan de hand, er was iets te doen bij de enorme hoop zand die aan de overkant van het plein lag, en je het uitzicht benam op de vliegtuigjes die opstegen van Schiphol. Er werd gegraven door machines en mensen. Wat deden ze daar?

Ik sleepte Opa mee, ik moest er het mijne van hebben. Met de hand, en met een primitieve graafmachine, (die ik een mond-met-tanden noemde), werd daar een diepe kuil gegraven. Waar zou dat nou voor nodig zijn? Jammer, want het was wel zo rustig dat ik die tweedekkervliegtuigjes waar ik zo bang voor was niet hoefde te zien, dat zou nu uit zijn.

Opa maande me aan op te schieten, want Moeder wachtte op ons met eten. Maar ik vond die kuil veel belangrijker, zoiets kon toch niet gebeuren onder mijn neus zonder dat ik dat eens goed zou kunnen bekijken ?

bouw van de Wolkenkrabber in de zomer van 1930 - onbekende fotograaf
begin bouw van de Wolkenkrabber in de zomer van 1930
foto: onbekend

Schoorvoetend ging ik met Opa naar huis, en mijn mond stond niet stil. “Grootvader (de gangbare naam in onze familie voor de oudste generatie), wat denkt U dat het wordt? Is dat om in te spelen, waarom doen ze dat?” “Nee kind, ze gaan daar een huis bouwen, een groot huis, zeker net zo groot als in de Zuider Amstellaan”. Ik vond die eentonige huizenrij van gele baksteen best genoeg, ik had liever dat het zand daar bleef, dat was veel leuker om op te spelen dan in de grote zandbak van het kleuterschooltje aan het plein, die helemaal ingebouwd was. Je bleef wel droog daar als het regende, iets waarvan op de zandhoop geen sprake was.

Daniël Willink heeft plaats moeten maken voor het Victorieplein, de kleine boompjes van toen zijn nu decoratieve reuzen, en de kuil van toen huist de fundamenten voor de twaalf verdiepingen van de eerste hoogbouw van Amsterdam, de ``Wolkenkrabber``, geflankeerd door twee lage huisjes, die in kontrast misschien alleen maar zo laag leken.

Maar zo ver was het nog lang niet, toen. Er zouden eerst nachten over heen gaan, en de stormen, met het geluid van de heimachines en het heiblok die de fundamenten de grond in dreven, verstoorden mijn onrustige slaap. Wat een verschil met nu, wordt er nu nog ergens zo gewerkt, zonder computers, met stoom, en drie lange palen waartussen een heiblok op en neer beweegt? Vreemd, ik zat toen toch zo lekker in mijn vel, er was zo veel te zien, en ik was toch zo duivelsnieuwsgierig!

Opa, die toch wel wat technisch inzicht had, bleef geduldig staan als ik weer iets vond dat me bezig hield, en probeerde me uit te leggen hoe alles in elkaar zat. Soms begreep ik het, maar meestal niet, en soms bleef alleen het tafereel me bij, terwijl het nog tientallen jaren zou duren tot dat ik op de Technische Hoge School tijdens mijn werk de nodige theoretische kennis opdeed om te snappen hoe de fundamenten van de Berlagebrug toen der tijd in het water werden gebouwd, met welputten en stalen platen, die in elkaar pasten (de Engelsen hebben hier een mooie term voor - sheet piling).

De drukte op het water van de Amstel hield aan. De benodigde grondstoffen voor de brug werden op boten aangevoerd. De bouwputten voor de pijlers van de brug leken groot als je ze van de Amsteldijk bekeek, gedurende de seizoenen zag je ze groeien en de vorm van een klein gebouwtje aannemen. De bovenverdieping kreeg grote ruiten, die was voor de brugwachter bestemd. Je zag beide kanten elkaar naderen over het wijde middenstuk.


De Berlagebrug tijdens de feestelijke ingebruikneming op 28 mei 1932
Foto: Guido Schouten

Het metaalwerk werd in vrolijke hoofdkleuren geschilderd, rood, zwart en geel. Het was een imposant bouwwerk geworden, een waardig vervolg van de (toenmalige) Amstellaan, die begrenst werd door de Wolkenkrabber.

Op een zonnige dag was het dan zo ver, de brug werd officieel geopend. Was het Burgemeester de Vlught, of iemand anders? Het doet er niet toe, deze dag staat onuitwisbaar in mijn herinnering door het eerste VAMI ijsje dat ik bij die gelegenheid kreeg.

Michal Elata

December 2006

[lees ook: De Wolkenkrabber en de Berlagebrug]

omhoog

Terug naar de vorige pagina <<