INDEX:
Rijnstraat 20 (1)
Allereerst
richt ik een gedenksteen op voor de eerdere en wellicht
eerste bewoners van Rijnstraat 20. De tekst daarbij spreekt
voor zich.
Digitale gedenksteen ter herinneringen aan de
voormalige bewoners van mijn
ouderlijk huis
Rijnstraat 20/3 Amsterdam
bron:
www.joodmonument.nl
Oorspronkelijk, in 1942, wilden mijn ouders, Govert
Swaneveld (1915) uit Amsterdam en Helena Augustinus (1916)
uit Haarlem, zich aan de Harddraverslaan in Santpoort
vestigen. Door omstandigheden vond dat geen doorgang en
vanaf 3 september 1943 (de
huwelijksdatum in Haarlem) woonden ze in Amsterdam in de
Rijnstraat nr. 20 op de derde verdieping. Deze woning was,
net als heel veel panden en etages in de Rivierenbuurt,
volkomen leeg(gehaald). De joodse mensen die er gewoond
hadden waren gedeporteerd en hun bezittingen waren
ingenomen.
Mijn ouders vestigden op dit adres,
een tandtechnisch laboratorium,
doordat zij een vergunning konden bemachtigen. Er was
namelijk een zeer beperkt aantal vergunningen beschikbaar
voor geheel Amsterdam. Daarin is eerst in de jaren ’60 van
de vorige eeuw verandering gekomen. Het was niet alleen
oorlog, het was ook hard weken voor de beide partners.
Verder werd een belangrijk deel van de relatief schaarse
vrije tijd opgeslokt door de schaakpartijen die mijn vader
al dan niet in competitieverband speelde. Hij was dan ook
zeer bekend en lid van het Vereenigd Amsterdamsch
Schaakgenootschap (VAS).
Op 4 juni 1944 werd ik, Olaf Swaneveld, geboren. Na Dolle
dinsdag volgde de hongerwinter en op 4 en 5 mei 1945
en nog wat stuiptrekkingen van het vermaledijde
regime. In de Rijnstraat uitte zich dat op die dagen door
wat in auto’s wild heen en weer rijdende bewapende
collaborateurs die brulden dat de ramen van de huizen
gesloten moesten blijven.
De fotograaf Henk Booms brulde vanaf Rijnstraat 20 I een
grapje terug, maar werd daarop wel flink bedreigd.
Het leven hernam niet zijn gewone gang. In het najaar werd
mijn vader besmet met de tyfusbacil. Hij was bepaald niet de
enige in de Rivierenbuurt. Volgens de toenmalige huisarts
Landheer lag de besmettingsbron bij de melkfabriek in
Uithoorn. Geneesmiddelen waren er nauwelijks, penicilline
werd nog op de moeilijke wijze gewonnen en geproduceerd en
zo overleed mijn vader op 6 januari 1946.
Op de foto’s van de begrafenis van mijn vader (gemaakt door
Jo Kroon van de Swank Shot Studios aan het Rokin en vriend
van mijn vader) staat op Zorgvlied, aan de rand van het
graf, een volstrekt ontredderde jonge vrouw: mijn moeder die
meer dan zes maanden zwanger was van mijn zuster.
Op 28 maart 1946 werd mijn zuster geboren. Oorspronkelijk
zou zij Winnifred heten, maar om de een of andere reden
heeft mijn moeder toch voor vernoemen gekozen: Goverta. Dat
kon dus niet volgens de ambtenaar van de Burgerlijke stand,
dat was een niet bestaande naam. Mijn moeder verwees daarop
naar een eerdere inschrijving van deze naam. Dat klopte,
want er was al een Goverta Swaneveld, de latere Verti (Goverta)
Dixon (omroepster VPRO).
Mijn moeder bleef achter met een leeg bedrijf; degene die
het vak kon uitoefenen leefde niet meer. Zij had alleen de
vergunning en de administratieve kennis. Sociale vangnetten
bestonden er eigenlijk niet en door het toenmalige
man-vrouwbeeld, dat tot in de jaren ´70 van de vorige eeuw
stand zou houden, zag het er niet naar uit dat zij het
makkelijk zou krijgen. Dat bleek maar al te waar.
“De vergunning” leek een tijd lang de kurk te zijn waarop
zij (en haar kinderen) konden drijven. Er stond een
groeiende druk op het tandtechniekersbedrijf
door het beperkte aantal vergunningen en zo kon mijn moeder
een zetbaas inhuren. Dat ging min of meer goed tot februari
1953. Voor het oog werd het bedrijf toen verplaatst naar de
Weesperstraat. Feitelijk bleek dat de zetbaas een vergunning
had bemachtigd en er met alle apparaten en voorraden vandoor
was gegaan. Er bleken geen goede afspraken gemaakt te zijn.
Vanaf dat moment begon de armoede. Geen sociale
voorzieningen, wel werkloosheid, geen steun van de familie
van mijn vader, terwijl de ouders van mijn moeder met hun
gezondheid sukkelden.
Mijn moeder stond achtereenvolgens in een aantal winkels in
de binnenstad achter de kassa en kwam uiteindelijk, eind
1954, bij de Raad van Arbeid op het Rhijnspoorplein terecht:
ambtenaar. Na een jaar een vaste aanstelling. De regelmaat
was terug, maar op een zeer, zeer laag niveau.
Wat ik mij als kleine jongen van Rijnstraat 20 III kan
herinneren is de somberheid van de woning. Deze werd o.m.
veroorzaakt door de uitermate matte donkerroodbruinachtige
kleurstelling in de woning. Dat veranderde eerst halverwege
de jaren ´50 door er lichtere kleuren in aan te brengen.
Verder herinner ik mij dat de open veranda regelmatig
doorrotte waardoor deze los van het huis kwam te staan. Dan
kon je zo bij de buren beneden op hun buitenplek kijken.
Voorts heb ik nog wel eens een opwind autootje per ongeluk
naar beneden laten rijden. Dat kwam dan op de tegels in de
tuin van de kruidenier (tot 1951, later bakker (tot 1956),
fietsenwinkel (tot 1969) en tot ik vertrok in 1971 een
doe-het-zelfzaak, terecht. Het voertuigje kwam in ieder
geval hooguit in onderdelen terug.
In 1947 ging ik naar de
peuterschool
van Tensen op de Churchilllaan, in 1948 naar de
kleuterscholen op het Meerhuizenplein en later de
Uiterwaardenstraat 60a en in1950 naar de Dongeschool..
Grote gebeurtenissen waren de asfaltering van de
Chuchilllaan en later datzelfde van de Rijnstraat. Er was al
meer dan voldoende speelruimte in en rond de Rijnstraat,
maar dit was natuurlijk helemaal te gek.
Kleinere gebeurtenissen waren het schaatsen in de winter op
de Boerenwetering dan wel op de Amstelkade of de Zuidelijke
Wandelweg en het kunnen spelen op het
land bij de Zuidelijke Wandelweg en
bij het Scheldeplein.
Dagelijkse gebeurtenissen op de lagere school waren het
afhalen van de leerkracht of samen met een buurjongen naar
school te gaan door het poortje van de Churchilllaan naar
het Jekerplein waar de Vondelschool was gevestigd. Dan de
Maasstraat over de Geulstraat in en dan na de Diezestraat te
zijn overgestoken nog een klein stukje verder de Geulstraat
in tot de Dintelstraat, deze rechtsaf in en dan meteen het
schoolplein op. In de vijfde klas zat ik in een groepje
kinderen dat op het schoolplein nog basketballes van Ton
Boot heeft gekregen. Hij was door mevrouw Van Someren
opgetrommeld met het oog op het jaarlijkse
scholierentoernooi. Dat was wel grappig.
Incidentele gebeurtenissen waren vanaf 1954 wat proefschaken
bij het VAS (maar ik had het talent van mijn vader niet) en
televisie kijken bij buren en familie. Een televisie kon
overigens eerst eind 1962 worden bekostigd.
Structureel was in ieder geval mijn leeswoede en het
korfballen bij Allen Weerbaar op de Reggestraat.
Het voortgezet onderwijs volgde ik buiten de Rivierenbuurt.
Olaf Swaneveld
e-mail:
o.swaneveld (at) hccnet.nl
Rijnstraat 20 (2)
De andere bewoners vanaf half
1943 tot eind 1971
Wat ik mij van de andere bewoners van Rijnstraat 20 kan
herinneren is niet erg veel, maar toch…!
Op de tweede verdieping was, ook in 1943, een
(Rijks)politieman met vrouw en twee dochters ingetrokken. De
man en de vrouw hadden vaak ruzie en dan ging het er flink
aan toe. Volgens mijn moeder roste de man zijn vrouw
regelmatig met zijn koppelriem af. Maar daarbij liet zij
zich ook niet onbetuigd en scheen bekwaam met zeer hete
materialen en substanties te kunnen opereren. Een ieder in
het trappenhuis kon dan meegenieten van het kabaal. Vaag kan
ik mij daar nog iets, een flard, van herinneren. Het was in
ieder geval een merkwaardige relatie. Wat mij van deze
echtgenote bijstaat, want van de man heb ik geen enkel beeld
meer, was de donkere dofgele kleur van de duim, wijs- en
middelvinger van haar rechterhand. Dat kwam van het
doorlopend roken. Zij werd Iet genoemd. Als peutertje werd
ik wel beziggehouden door de jongste dochter, Tity. Zij was
zo’n 8 jaar ouder dan ik. De oudste zus heette Ina. Ik vond
haar groot en omvangrijk.
Soms logeerde ik er wel eens een nacht. In 1949 verhuisde
het gezin naar Haarlem. Ik zie Tity nog vertrekken achterin
een voormalige legertruck (van verhuizer Kreuger, Rijnstraat
10) vol met meubilair en met het afdekzeil open aan de
achterkant. Eén keer heb ik haar nog teruggezien. Dat was
een aantal jaren later. Ik zat toen in de derde klas op de
Dongeschool. Wat mij opviel was dat zij op alles wat ik haar
vertelde “verbazend” zei. Ze leek niet meer op het slanke
meisje dat ooit vertrokken was.
Het gezin Kotten, naar de achternaam van de man, dat
vervolgens de tweede verdieping betrok had ook twee
kinderen, een dochter en een zoon. Naar later bleek waren de
beide kinderen uit een eerder huwelijk van de afzonderlijke
partners afkomstig. De man, een overtuigde Stalinist, bracht
zijn zoon in en de vrouw, een overtuigde relativist, haar
dochter. De dochter trouwde al snel en vertrok na een
ongeveer een jaar, maar de zoon, Gerrie, zag ik regelmatig.
Dan sprong hij in één keer, met losse handen, van de beide
rechte trappen af: van twee naar één hoog, met zijn
schooltas in zijn armen. Dat vond ik prachtig en dat wilde
ik ook wel. Hij was minstens 8 jaar ouder dan ik. Rond 1956
of 1957 vertrok ook hij uit huis. Het echtpaar Kotten,
waarvan ik de voornamen niet ken, woonde er nog steeds toen
ik in 1971 vertrok. De heer Kotten was niet alleen een
flinke roker maar had, naar later bleek, een warme
belangstelling voor geluidsweergave. In het bijzonder voor
de vormen en inhoud van luidsprekers.
Hij was kleermaker van beroep en maakte broeken. Zijn
productienaaimachine stond in de zijkamer naast de woonkamer
aan de straatzijde opgesteld. Die machine maakte flink wat
lawaai zodat er vaak onenigheid was met de buren die op de
eerste verdieping woonden en heel veel last hadden van het
gedreun en getril. Overigens kon je dat bij ons, op
driehoog, ook horen. Dat kwam ook omdat er ’s avonds gewoon
doorgewerkt werd.
De eerste verdieping dan.
Henk Booms was een bekende en steeds meer bekend wordende
fotograaf in de jaren ’40 en ‘50. Zijn vrouw Ton en hij
kregen aan het einde van de jaren ’40 een dochter Lilly;
daar speelde mijn zus vaak mee. Lilly had prachtig blond
haar dat ook steeds langer werd. Kort na haar geboorte liep
het huwelijk van de ouders echter op de klippen en bleven
moeder en dochter op één hoog achter in de vijftiger jaren..
Henk Booms ging verder met zijn fotowinkel in de Van
Woustraat (net over de brug). Later kwam er nog een tweede
vestiging bij in de Utrechtsestraat.
Aan onderverhuur, er was immers een permanente woningnood
ontstaan, werd ook gedaan en wel in eerste instantie door
het gezin Kotten van de tweede verdieping, later gevolgd
door de bewoonster van de eerste verdieping, de moeder van
Lilly Booms. Op de overloop werd op de vierde verdieping
(zolderverdieping) een tweede toilet gebouwd op last van het
gezin Kotten. Zij verhuurden hun zolderruimte en
zolderkamer, die aan de achterzijde van het pand waren
gelegen, aan een gezin Bijl. Een man en een vrouw die ook
een zoontje hadden. Aan de heer Bijl waren wat steekjes los
en zijn echtgenote vertrok al snel. Ik begreep dat deze man
ook in het kleermakersvak zat. Dat oefende hij echter ergens
in Amsterdam in loondienst uit. Hij deed doorgaans hele rare
dingen en keek daarbij en nogal broeierig starend, om maar
niet zeggen fixerend, uit zijn ogen. Geluidsoverlast met het
radiogeluid op volle sterkte was nog wel het minste waarvan
mee te genieten was, maar de frequente toiletlekkages die
deze heer organiseerde waren echt een gruwel. Allerlei
pogingen om door praten, overleg, een zekere harmonie tot
stand te brengen, waren van mijn moeder afkomstig. De
resultaten waren echter steeds nihil. Dat leidde tot
wrijving tussen mijn moeder en het gezin Kotten, tussen mijn
moeder en de heer Bijl. In het hele trappenhuis heerste er
dus in die periode onenigheid!
Ook de bewoonster van de eerste verdieping, de voormalige
echtgenote van Henk Booms, ging begin 1954 over tot
onderverhuur. Op vier hoog kwam het pas gevormde gezin Trees
en Joop Reurs aan de straatkant te wonen. In maart 1955 werd
daar een zoon, Fred, geboren. Maar ook de relaties op de
zolderverdieping stonden onder druk. De heer Bijl had zich,
naast zijn radio, inmiddels ook met een trombone toe- en
uitgerust en gebruikte dat instrument vaak voor het open
raam. De ruzie met het gezin Reurs ontstond ondermeer daar
door. Op een bepaald moment eindigde dat ergens aan het
einde van 1955 in een kort handgemeen. De heer Bijl was
daarna een stuk rustiger en gebruikte zijn trombone, waarop
hij drie noten kon blazen, daarna ook veel minder. Voor het
open raam aan de tuinzijde trad hij nog maar weinig ’s
avonds op en in 1958 vestigde hij zich elders. Vanaf dat
moment trok op de zolderverdieping een bonte stoet voorbij
van alleenstaanden die toen nog vrijgezellen werden genoemd.
Zij woonden daar doorgaans slechts een korte tijd. De namen
staan mij ook niet meer bij. Rond 1959 werd bij Trees Reurs
TBC geconstateerd en werd een ieder
op Rijnstraat 20 aan een Mantouxreactietest
onderworpen.
Trees Reurs werd enige tijd buitenshuis verpleegd en Joop
Reurs en zijn zoon werden door familie opgevangen. Rond 1960
verhuisde dit gezin naar Osdorp. Aansluitend woonde er een
gezinnetje Driessen, bestaande uit Toon, Maria en een
dochter Pety. Maria kon onvoorstelbaar mooi zingen en was
voorts een fanatiek aanhangster van Lou de Palingboer. Met
Toon speelde ik wel Stratego, maar hij kon absoluut niet
tegen zijn verlies. Dus leerde hij mij klaverjassen. Toen
zij in 1962 vertrokken ontstond ook hier het patroon van
door- en langstrekkende onderhuurders.
Inmiddels had Ton, de moeder van Lilly Booms, in 1955 een
relatie met een andere partner, Herman Overdiek gekregen.
Een paar jaren na hun huwelijk verhuisde het gezin in 1963
naar Amsterdam West. Daarop werd Rijnstraat 20 1 bewoond
door een academisch echtpaar, Oene en Frans Peters met een
dochter Kyra. In 1969 verhuisden zij met hun inmiddels
verder gegroeide gezin van drie kinderen naar Brabant. Mijn
moeder heeft nog tot 1998 regelmatig contact met ze gehad.
Vanaf 1962 verbeterden de onderlinge relaties in het
trappenhuis aanmerkelijk en in een hoog tempo. Dat leidde
bijvoorbeeld vanaf 1964 tot gezamenlijke maaltijden en
eigenlijk was dat heel prettig.
De laatste jaren voor ik vertrok woonde er een Arubaans dan
wel Curaçaos gezin op de eerste verdieping. Aardige mensen,
maar meer weet ik er ook niet van.
Het winkelhuis werd vanaf 1943 achtereenvolgens bevolkt door
een tweetal kruideniers, een bakker en vanaf 1956, door een
fietsenmaker die ook brommers verkocht en repareerde. In
1970 werd deze activiteit gestaakt en werd een “Doe het
zelf” vestiging (Hubo?) in het winkelpand ondergebracht.
14 september 2008,
Olaf Swaneveld
e-mail:
o.swaneveld (at) hccnet.nl
(met dank aan Lilly Koopmans-Booms voor haar commentaar op
het concept van deze bijdrage)
Rijnstraat 20 (3)
Het
veld achter de Reggestraat
Achter de
Rijnstraat, lag, omgeven door de IJselstraat, de
Berkelstraat, de Oude IJselstraat en de Reggestraat een
grindveld. Aan de rand van dat veld, aan de IJselstraat en
bijna bij de Reggestraat stond (en staat nog steeds) een
transformatorhuisje. De ingang van dat veld was aan de
Reggestraat tegenover de Van Lennepschool, een Christelijke
lagere school. Het was een echt grindveld, geen “gravel” met
de bekende stoffige rode kleur, neen, een bleek grindveld.
Na de oorlog werd dit veld overdag gebruikt voor buitensport
door en voor leerlingen van de Van Lennepschool en wellicht
nog andere buurtscholen. ’s Avonds en in de weekeinden door
een tweetal korfbalverenigingen die, zeker na 1945,
gezamenlijk van dat veld gebruik maakten, “De Eerste
Driejarige” (DED) en Allen Weerbaar (AW). Voorts probeerde
je als kind natuurlijk ook op dat veld te komen, maar
helaas, het was bijna altijd afgesloten. Dan ontstonden zo
nu en dan op spontane wijze gaten in het hekwerk en kon je
er toch nog rommelen. Er was wel toezicht, maar niet altijd
en daar werd natuurlijk gebruik van gemaakt, dat maakte het
opereren op dat veld juist spannend. Rond 1954 kreeg ik
langzaam maar zeker belangstelling voor sport. Voetbal vond
ik niks, maar handbal, basketbal, korfbal en volleybal
kregen mijn belangstelling. Volgens de achtereenvolgende
gymnastiekonderwijzers van de scholen waar ik op bivakkeerde
had ik overigens een “typische” aanleg voor het hardlopen;
geen sprint, maar wel voor het langere werk. Maar ja, ook
hardlopen als vorm van atletiek interesseerde mij niet,
hoewel er wel wat verenigingsmensen van in het bijzonder AAC
in de Rijnstraat bij mijn moeder over de vloer zijn geweest
om eens te praten. Ja, “scouting” vond op die leeftijd ook
toen al plaats. Dat heeft tot mijn 16e jaar geduurd. Ik
wilde niet en vond het veel leuker om met Jan Aikens, die op
nummer 25 woonde, samen als opgroeiende jongetjes te gaan
korfballen: bij Allen Weerbaar. Dat was in 1954 en ik werd
net 10 jaar. De vertegenwoordigers van de vereniging toonden
zich weliswaar vereerd, maar de vereniging kende geen leden
onder de leeftijd van elf jaar (10 jaar en x maanden). Het
reglement bij deze vereniging voorzag daar, zoals duidelijk
is, niet in en het is mij nog steeds onduidelijk of ik nu in
formele zin wel of geen lid was. Feitelijk wel want in ieder
geval werd de term van “welp” voor kinderen onder “de 11”
gehanteerd. Verder vonden wel wekelijkse geleide trainingen
plaats, dus de vereniging deed er wel iets mee. Enfin, in
juni 1955 werd ik, na te zijn geballoteerd, formeel
adspirantenlid zoals dat toen nog werd geschreven en kort
daarop begon de competitie. Ik werd ingedeeld in een ploegje
dat AW f heette en onder (bege)leiding stond van de heer Ab
Ploeger sr.. Hij bleek de vader te zijn van twee
veelbelovende korfballers, een dochter die Tineke heette en
een zoon die vernoemd was en dus ook als Ab door het leven
ging. Ik kan mij nog herinneren dat er ook uitleg werd
gegeven over de spelregels en dat gebeurde bij Ab Ploeger sr.
thuis op het Thérèse Schwartzeplein. Zijn dochter Tineke was
er toen ook, maar had niet veel belangstelling voor haar
omgeving. Vader Ab bromde iets in de trant van dat ze weer
eens verliefd was en dat het dan altijd zo ging en dat wij,
de aanstormende jeugd, daar ook nog wel eens mee te maken
zouden krijgen. Los van dit alles: de spelregelavonden waren
leerzaam en ook leuk.
Maar ja, mijn eerste wedstrijd was een sof. Los van het feit
dat ik nog niet over een tenue en sportschoenen beschikte
(wel gympjes), liet ik ook een van de twee doelpunten, die
door tegenpartij werden gemaakt, door. Volgens de heer
Ploeger duidelijk “verdededigd” en dat klopt vermoedelijk
ook wel want ik raakte de bal nogal hard aan bij de
schotpoging van het jongetje dat mijn “tegenstander” was,
maar goed, de scheidsrechter van de tegenpartij “Victoria”
aan de Polderweg waar AW f de “uitwedstrijd” speelde, keurde
het punt goed. Zo begon het. Wel begon ik daarna een zekere
naam te krijgen en faam te verwerven bij het winnend dan wel
“gelijk” scoren in de laatste seconde van achtereenvolgende
wedstrijden in een reeks van jaren en dat duurde tot ik via
de “junioren” vanaf 15 jaar naar de senioren vanaf 18 jaar
verhuisde. Toen was het eigenlijk wel voorbij bij AW. Ik
ging daarop half 1963 in dienst en heb daarna nog nauwelijks
serieus en actief gekorfbald; wel basketbal in militaire
dienst en daarna, maar dat vond in hoofdzaak plaats in de
Apollohal. Dat laatste begon rond mijn 15e jaar bij de
vereniging AGON.
Het veld aan de Reggestraat bezocht ik vanaf 1965 nog
sporadisch en na mijn verhuizing naar Zaandam eigenlijk in
het geheel niet meer.
Na een aanvankelijke periode van teloorgang, de vereniging
AW verhuisde naar Drieburg en de vereniging DED fuseerde met
DVD tot DEVD en verdween naar Amstelveen, waarna de
Sportvereniging Kattenburg (SVK) de Reggestraat nog een
tijdje bezette, was het afgelopen met de sportactiviteiten
aan de Reggestraat. Het gevolg was een absolute teloorgang
van zowel het veld als de Reggestraatomgeving zelf. Het zag
er niet uit. Na het jaar 2000 wijzigde zich dat
langzamerhand in meer positieve zin door het ontwikkelen van
een recreatieplein op de plaats van het voormalige
sportterrein. Dat nu, ziet er thans behoorlijk goed uit en
het transformatorhuisje staat nog steeds op dezelfde plek.
Sommige dingen gaan niet zomaar voorbij.
Transformatorhuisje ri
Berkelsstraat en Oude IJselstraat uit Reggestraat
/ 6-2005
vanuit Reggestraat ri
Berkelstraat / 6-2005
IJselstraat ri Oude
IJselstraat / 6-2005
li. zijde IJselstraat ri
Reggestraat / 6-2006
Berkelstraat ri Reggestraat
/ 6-2006
vanaf Reggestraat IJselstraat
ri Berkelstraat Oude IJselstraat / 6-2006
vanuit Berkelstraat ri
Reggestraat en re. Oude IJselstraat / 6-2006
Rijnstraat 20
(4a)
Winkelstand in de Rijnstraat tot 1972
Het staat er
wat makkelijk, maar met “winkelstand” en Rijnstraat wordt
hier allereerst bedoeld het deel tussen de Amstelkade tot
net over de kruising met de Vrijheidslaan, grofweg de
nummers 1 tot en met 60. De beschrijvingen daarvan worden in
viertal artikelen weergegeven. Hier gaat het, inclusief de
verantwoording, over de nummers 2 tot en met 30 in de
Rijnstraat. Deel 4A dus.
Niets is zo makkelijk als het oplepelen van het één en ander
aan de hand van een tabelletje en eigenlijk doe ik dat ook.
Maar een toelichting is vanzelfsprekend veel belangrijker
net als het verluchtigen van de tekst met prachtige foto’s
van vóór 1972 over dat deel van de Rijnstraat tussen de
Amstelkade en de Vrijheidslaan. Helaas, helaas. Het
fotomateriaal is zeer beperkt. Zelf beschik ik niet over
plaatjes uit die tijd en de Amsterdamse beeldbank van het
stadsarchief heeft ook nauwelijks materiaal om de
beschrijving adequaat te illustreren. Het beeldmateriaal
waar ik zelf over beschik vanaf pakweg 1998 is niet
bruikbaar omdat er zo geen zichtbare relatie gelegd kan
worden met de periode van voor 1972. Er is namelijk heel
veel veranderd. Wat nu? Mijn beschrijvingen gaan hier over
de verschillen in mijn waarneming toen, de herinnering
daaraan nu en de feitelijke vastlegging bij de gemeente
Amsterdam. Tja, maar zelfs dat heb ik grotendeels
losgelaten. Resteert er nu een saai stukje? Het is maar hoe
je het bekijkt ….!
Rijnstraat 20 ligt tussen de Ijselstraat , hoek Rijnstraat
30 en de Amstelkade, hoek Rijnstraat 2.
Op Rijnstraat 2 met een hoekingang was een bakkerij
gevestigd die bekend stond onder de naam “Schutte”. Dat was
slechts waar tot 1950, want daarna kwam er een andere bakker
in die Van Beek heette. “Schutte” bleef evenwel op de
etalageruit staan. In november 1959 veranderde de bakkerij
weer van eigenaar. Ditmaal werd de zaak voortgezet door Van
Lienen tot 1972. Rijnstraat 4 was tot 1953 een sigarenwinkel
. Vanaf dat tijdstip een Staatloterij agent met neven
activiteiten die van de Amstelkade afkwam. Rijnstraat 6 was
de bekende textielhandel van Netrico die in maart 1959 de
failliete stomerij Van Dam op Rijnstraat 8 overnam en zo de
activiteiten in m2 vergrootte. Rijnstraat 10 was het
verhuisbedrijf Kreuger dat successievelijk de activiteiten
uitbreidde door er ook veilingen te houden. De
veilingactiviteiten werden overgenomen door Van Amerongen.
Rond 1967 ontstond daar een meubelmagazijn Waterman.
Rijnstraat 12 was tot 1942 een boekhandel. Daarna een winkel
in fournituren en breiartikelen en vanaf de jaren ’60 een
winkel in baby artikelen. Rijnstraat 14! Heel interessant,
want daar was ijssalon Italia gevestigd. Nog interessanter
is het dat dit pand ook in de oorlogstijd, vanaf juni 1944
door Italianen werd bewoond, Cornelio de Sacco, ook wel als
da Sacco geduid die al langer in Amsterdam verbleef. Hij
vertrekt begin augustus 1948 naar Scheldestraat 68, ja,
ijssalon Venetie. De achterblijver, d’Agnolo drijft
inmiddels ijssalon Italia, maar overlijdt begin maart 1955
aan pleuritis. Zijn vrouw zet de zaak voort en huwt de heer
Tiziano Vecellio. De zaak wordt in ieder geval tot oktober
1976 gedreven. Rijnstraat 16 is melkinrichting Van Beem tot
eind 1976. Een typische buurtwinkel waar tijd voor de klant
bestond uit het overhevelen van schier eindeloze
buurtroddels. Daar werd ook heel veel tijd aan besteed. Een
fles melk of een ons kaas kostte doorgaans ministens 20
minuten ….. Tja en daar stond ik dan als jongetje tussen. Er
was geen doorkomen aan. Dan de drie nummers 18, 20 en 22.
Tot 1956 of 1957 was de nummering in het rood (uniek!)
aangebracht op de specifieke donkere ondergrond van de
gevelomlijsting van deze panden. Rijnstraat 18,
schoenenmagazijn Van Rooij. De eigenaar was altijd op jacht
en de zoon(s) deden de winkel. In de jaren ’50 stond daar
een röntgenapparaat direct achter de etalageruimte. Daarop
kon je zien of de schoenen pasten, of bijvoorbeeld de tenen
niet klem zaten op of in de neus van de schoen. Naar later
bleek was het een heel gevaarlijk radioactief apparaat dat
na ongeveer een jaar werd verwijderd. Rijnstraat 20 was al
in de oorlogstijd een kruidenierswinkel en bleef dat, zij
het met verschillende eigenaren, tot 1952. Daarna was er
gedurende 9 maanden een bakkerij (Tarvo moutbrood) in
gevestigd waarna er vanaf oktober 1952 een rijwielhandel in
actief werd tot januari 1971. Aansluitend werd daar de
groeiende en optimistische “Doe het zelf” activiteit
zichtbaar door een vestiging van HUBO. Rijnstraat 22 was en
is een bloemenwinkel gebleven tot ver na 1972. Eerst in
eigendom van Zurel, al dan niet in franchise en later, vanaf
januari 1970, door bloemsierkunst Chris & Ruud. Rijnstraat
24 was tot april 1949 groente handel Looijen; aansluitend
groente handel annex supermarkt Peper. Rijnstraat 26 was tot
het begin van de oorlog de kapperszaak Blits; vanaf 1942 een
elektrotechnisch bureau, dat later uitgebreid werd naar
actieve verkoop van radiotoestellen, grammofoonplaatspelers
en later nagenoeg alleen nog grammofoonplaten: Radio Baas
tot 1966. Daarna kwam er een behang en verfspecialist in:
Van der Ende. Rijnstraat 28: schoenenmagazijn Matto. Dan
Rijnstraat 30. Tot 1955 zat daar wat verscholen bij de
ingang van de IJselstraat een winkeltje uit de VANA-reeks.
Daarna, tot 1974, een bankfiliaal van de Rotterdamsche Bank,
dat door een aantal fusies steeds van naam veranderde.
Om nu met de beschrijving verder te gaan moet eerst de
IJselstraat worden overgestoken. Rijnstraat 32 is dan
zichtbaar, maar daarover in een vervolgartikel meer.
Datzelfde geldt voor de beschrijving van de oneven nummers
in de straat: later meer!
Bij het raadplegen van bronnen in het stadsarchief van
Amsterdam blijkt een deel van de gegevens verloren te zijn
gegaan dan wel onvolledig te zijn overgebracht. Hoewel? Soms
komt er bij doorvragen toch weer iets tevoorschijn. Bij de
Kamer van Koophandel en Fabrieken blijkt het zelfs
onmogelijk te zijn om bronnen van voor 1990 te raadplegen.
Wat er is, is thans vastgelegd, echter niet met de pretentie
van “volledigheid”, want dat is helaas onmogelijk.
Ermelo, 6 februari 2012,
Olaf Swaneveld
Rijnstraat 20(4b)
Winkelstand in
de Rijnstraat tot 1972, een beschrijving van de nummers 1
tot en met 35.
In het eerste
deeltje (4A) werden de nummers 2 tot en met 30 behandeld.
Aan die “even zijde” werd ik geboren, leerde ik lopen en de
omgeving verkennen, maar de straat mocht ik niet over. Toch
was er wel wat te zien aan de overzijde van de Rijnstraat en
dat prikkelde ook de nieuwsgierigheid. Zeker toen ik naar de
kleuterschool op het Meerhuizenplein ging in augustus 1948.
Alleen de eerste keer gebracht en gehaald. Goed opletten
dus! Daarna alleen nog de straat overgezet en vind de weg nu
zelf maar, luidde het parool …. Zo zag ik op weg naar de
Vechtstraat een reeks van winkels: de oneven zijde. Op de
hoek met de Amstelkade was daar op nummer 1, de Rijnbar
gevestigd en dat bleef zo tot ik eind 1971 Rijnstraat 20
ontruimde. Nummer 3 was een corsettenwinkel waar later, in
de jaren ’50, een uithangbord met “Celta” aan werd gehangen.
Rijnstraat 5 was slagerij Wallach waar de heren Wallach uit
de Molenbeekstraat en Wolf van Rijnstraat 5 één hoog de
scepter zwaaiden. Soms kreeg je een gele kippenpoot van ze.
Door aan de pees aan de bovenkant in de poot te trekken liet
je dan de tenen bewegen. Dat was een kunstje en je kon er
andere kinderen wat mee plagen. Rijnstraat 7 was tot 1942
een koffie- en theewinkel; daarna wordt het onduidelijk. Er
was tot half 1972 een kantoortje in gevestigd van slagerij
Wallach. Daarna trekt een reeks van andere huurders voorbij.
Op Rijnstraat 9 zit de drogist van en voor dat deel van de
Rijnstraat: Van Oort. Rijnstraat 11 is een apart verhaal. De
geschiedenis is tot 1956 onduidelijk. Het lijkt er op dat de
winkel als woonruimte werd gebruikt vanaf augustus 1937. In
ieder geval opereert daar dan vanaf februari 1956 Rijschool
Berlage. Die is uit de Schipbeekstraat afkomstig. Volgens de
toenmalige eigenaar, de oude heer Wellinghoff die ik
redelijk goed heb gekend, betrof het een ruil. Een ruil van
2 winkels en één woning. Het ging daarbij om Rijnstraat 11,
Schipbeekstraat 9 en Volkerakstraat 9, een driehoeksruil. De
resultaten van het archiefonderzoek wijzen daar ook wel min
of meer op, maar geheel zeker is dat toch niet. Op nummer 13
is door de jaren heen een dames kapsalon gevestigd. Die werd
door een reeks van eigenaren gedreven. Rijnstraat 15 is
nooit een winkel geweest, maar een woonhuis en dat is nog
steeds zo. Rijnstraat 17 was tot 1954 een damesmode winkel
en vanaf 1954 een chocolaterie van de familie Out tot
november 1963. Toen startte bakkersfamilie De Liever zijn
activiteiten aldaar en hield dat vol tot maart 1971. Daarna
werd de winkel omgetoverd tot muntenhandel. Op nummer 19 was
de firma Korthagen (eerst de vader en later de zoon)
aanwezig en actief. Dat waren juweliers. Deze
bedrijfsactiviteit werd op 30 september 1971 gestaakt. Vanaf
1 oktober 1971 was het een damesmode winkel. Rijnstraat 21
heb ik van 1944 tot mijn vertrek uit de Rijnstraat altijd
als sigarenwinkel gekend. Ik heb mij echter nooit
gerealiseerd dat er in die periode 8 eigenaren actief zijn
geweest. Nu ja, ik rookte dan ook niet …… De banketbakkerij
op nummer 23 van Draaisma was een begrip in de Rijnstraat.
En dat al vanaf 1930! De oude heer Draaisma dreef de
banketbakkerij tot april 1954. Onder dezelfde naam werd het
bedrijf voortgezet door de heer Meulkens tot 30 juni 1966.
De gevelreclame stond daar borg voor. Hoewel de
banketbakkerij op dat adres bleef bestaan wijzigde de naam
zich op 1 juli 1966 in Ronchetti . De gevelreclame werd
dienovereenkomstig aangepast. De winkel op Rijnstraat 25 is
in 1936 gestart als vishandel. Vanaf eind 1945 is het een
delicatessen zaak. De eigenaar is de heer Grishaaver. Het
bedrijf gaat op 1 april 1976 over van de vader op de zoon.
Rijnstraat 27 is altijd een wat onduidelijk winkeltje
gebleven. De etalage aankleding en inrichting wisselden net
zo snel als de eigenaren. De activiteiten betroffen
fournituren, heren- of dameskleding. Er heeft vermoedelijk
zelfs korte tijd een stomerij in gezeten. Op Rijnstraat 29
wast tot ver in de jaren 50 een bakkerij actief. Bakkerij
Stolp, een deel van een keten. Bij de uitbreiding(en) van de
Simon de Wit supermarkt aan het einde van de jaren 50 werd
het een soort van kantoor van Simon de Wit. Van Rijnstraat
31 is het niet duidelijk of er ooit een winkel is geweest of
dat het samengevat werd met, dan wel onder, Rijnstraat 33.
Daar opereerde een relatief kleine kruidenier (Simon de Wit)
in een grote winkel als opvolger van de coöperatie “Eigen
Hulp” vanaf 1 april 1949. Deze winkelactiviteit breidde zich
pijlsnel uit tot één van de vroege supermarkten in Nederland
in de jaren 50. Overigens was de opening van de Simon de Wit
supermarkt een geweldige gebeurtenis. De toeloop die dat tot
gevolg had, ondanks het zeer geringe aantal kleine
winkelkarretjes en heel veel metalen mandjes, heeft wel een
knal gegeven in de buurt. De druk op de kleine middenstand
nam daarop geweldig toe. De eerst winkeltjes die verdwenen
waren, niet geheel toevallig, de kruideniers. Toen het
assortiment zich snel uitbreidde kwamen ook andere
middenstanders klem te zitten. De zucht naar uitbreiding
groeide ook binnen het pand waarin ooit de coöperatie had
gezeten. De firma Staal, een winkel in huishoudelijke
artikelen op nummer 35, zou langzaam maar heel zeker het
loodje leggen, evenals de beheerders de voormalige
opslagruimte met de immens hoge poort. Zo verdween ook de
familie Stoof en kwam aan de beheerde fietsenstalling en de
daarin gevoerde onderhoudsactiviteiten een einde. Simon de
Wit, later overgenomen door Albert Heijn, kreeg het voor het
zeggen in de buurt.
In het volgende deel wordt weer overgestoken naar de even
zijde in de Rijnstraat en worden de nummers 32 tot en met
64, net over de kruising met de Vrijheidslaan, beschreven.
Ermelo,
11 februari 2012,
Olaf Swaneveld
Terug naar de vorige pagina << |