Column Karel N.L. Grazell

Terug naar de vorige pagina <<
 

index columns

 

Om te huilen en te vloeken

G&*%!!987!!!. Een columnist is helemaal redactievrij, eventuele beperkingen legt hij zichzelf op. En dat is in dit geval: niet vloeken. Maar ik zou het nu, meer dan een AOW-leeftijd na de Bevrijding, nog kunnen. Om de Holocaust.
Ik was elf toen de WO II uitbrak, ik was net 17 toen Duitsland e.v.a. (laten we die andere, zoals Roemenië, en het op één na nazi-st genoemde land: Hongarije, niet vergeten) waren gecapituleerd.
In de oorlog zat ik op de 5-jarige HBS – later voortgezet in het Spinoza – aan de Roelof Hartstraat 1. In m’n herinnering was het licht in die jaren altijd tegennatuurlijk somber.

de klasgenoten

Misschien praatten tijdens de Duitse Bezetting in de klassen vrienden in minieme groepjes wel eens sluiks over het oorlogsnieuws, en dan natuurlijk ‘verboten’ partijdig, maar ik weet daar weinig van. Het was gevaarlijk gedoe: Feind hört mit!
Toch, ik herinner me nog de leraar Nederlands in de vierde klas: meneer A. Hij was NSB-er en liep eens de klas in met een ‘Duitsgezind’ Winterhulp-speldje op z’n revers. En M., lange leerling uit de Concertgebouwbuurt, ging daar fel tegenin. Hij schreef een knetterend opstel dat niets te maken had met het opgegeven thema, maar wel met z’n haat tegen de Duitsers. Het schold nogal in de zinnen en bijzinnen. Leraar en leerling gingen later in debat, A. rustig, M. emotioneel, en wij anderen luisterden. M. kreeg een goed cijfer voor z’n opstel, want – zei de leraar – het was slecht geschreven, maar als hij er een onvoldoende aan gaf zou M. het wijten aan de inhoud van het opstel, die dus lijnrecht in tegenstelling was tot NSB-lidmaatschap en Winterhulp-speldje van de leraar. Dat vonden we heel netjes en toen enkelen onder ons, waaronder ik, na de oorlog werden ondervraagd door de B.S. (Binnenlandse Strijdkrachten, van het Verzet), hebben we eigenlijk niets kwaads over leraar A. gezegd.
Om even aan te duiden hoe we ons op school isoleerden van de dreiging van de Bezetting: rond ’43, ’44 speelde onze schoolband The Mood Mixers op schoolfeesten in het gymnastieklokaal aan de straat gewoon de streng verboden Amerikaanse swing en zo, en dat moet toch in de hele Roelof Hartstraat te horen zijn geweest. En in de vierde klas, voor het FAMOS toernooi, speelde mijn klas toneel in het Engels, aangemoedigd door de directie van de HBS.
Ik geloof niet dat er één woord over Jodenvervolging stond in het opstel van M. Ook verder hoorde ik daar niets over, nou ja, een enkel woord op de Londense Radio Oranje misschien, en zo ja, dan is het uit m’n herinnering verdwenen. De liedjes van Jetje, in eerste instantie begeleid naar ik hoor door de later beroemde Shearing, over munten die je onder de grond stopte en andere legendarisch geworden verzetsadviezen, waren interessanter.

de staking

De Februaristaking zal niet zoveel indruk op me hebben gemaakt. Ik weet nu niets meer van die dagen (ik was toen dertien, ik woonde bij de Kalfjeslaan, eigenlijk buiten de stad, en ik fietste over het algemeen zonder dralen heel snel naar en van school). Veel later las ik er bijvoorbeeld een ex-hoofdredacteur van het N.I.W. over – hij schreef dat Amsterdam voor die staking zo gestraft werd, dat het nooit meer zoiets nog durfde en dat men, Amsterdammers, weer gewoon doorging met Joden richting kampen te vervoeren.
Afgezien dat één klasgenoot na de eerste klas niet meer terugkwam, omdat hij was overgeplaatst naar een Joodse HBS, kan ik me niet herinneren tijdens de Bezetting echt iets over Jodenvervolging te hebben gehoord. Ik zal wat gelezen hebben over wat beperkende maatregelen: Joden niet meer in de parken, in de trams etc. De Amsterdamse maatschappij (uiteraard met uitzonderingen) trachtte zoveel mogelijk zichzelf draaiend te houden en te doen alsof er niets of in ieder geval zo min mogelijk aan de hand was, men liet alles vaak passief over zich heenkomen. Ik merkte de eerste jaren na ’40 al fietsend door het in het algemeen stille Zuid en over het buiten de stad liggende stuk Amstelveenscheweg tussen Stadionplein en thuis, relatief weinig van de oorlog (o ja, natuurlijk, soms Duitse soldaten, schieten van de luchtafweer, bij luchtalarm schuilen in portieken en de granaatscherven om je heen op het trottoir horen vallen. Gingen jullie in de oorlog gewoon naar school, vroegen veel later m’n kinderen superverbaasd. Ja, zei ik – maar tegelijk was ik me ervan bewust dat ik nooit uit had kunnen gaan, en praktisch nooit de gelegenheid had gekregen vrienden te maken. De tienertijd van onze generatie – waarin we ons zoveel mogelijk normaal hadden moeten ontwikkelen – was onnatuurlijk verdraaid, wellicht grotendeels vernield, en dat is ongetwijfeld van grote invloed geweest op de latere maatschappij en dus ook op nu.

de advertenties

Na de Bevrijding vielen me meteen de vele overlijdens- en zoekadvertenties in de nieuwe kranten op. Heel veel met Joodse namen. Maar wat daarvan de achtergrond precies was? Ik hoorde er nauwelijks iets over. Ook niet aan de Universiteit van Amsterdam, waar ik toen college ging lopen, niet in de disputen, niet in de colleges, zelfs niet van professor Baschwitz (Duits Joods, al jaren in ons land, en ondergedoken in de oorlog), aan de Oudemanhuispoort of bij hem thuis in de Zuider Amstellaan (Rooseveltlaan). Overheersende thema’s in het naoorlogse waren wederopbouw, toekomst, vergelding, economie.
Ik besef uiteraard dat mijn onwetendheid in de oorlog inzake de Jodenvervolging deels te wijten valt aan het gebied, waarin ik me bewoog en waarin ik woonde.
Ik heb onlangs nog van enkele mensen in mijn leeftijd gehoord dat ook zij in de oorlog eigenlijk niets of heel weinig hadden vernomen over Jodenvervolging. Iemand zei tegen me: in de ene buurt, in het ene dorp hoorde je weinig erover, omdat er weinig Joden woonden, op een andere plaats veel meer.
 

Karel N.L. Grazell - juli 2011
Amsterdams stadsdichter uit Zuid
 

Terug naar de vorige pagina <<