Column Karel N.L. Grazell

Terug naar de vorige pagina <<
 

index columns

Betweterij rond de Boerenwetering
(ik ga Vondel na)

De laatste tijd zijn er publicaties over een heel andere ‘geboorte’ van Amsterdam dan tot nu toe werd aangenomen. Het blijft natuurlijk tasten in het duister van de tijd, maar misschien zit er iets in. Taalprofessor Piet van Reenen meent bijvoorbeeld dat de Amstel vanaf de Omval naar de Stopera rechttoe rechtaan is gegraven na de vloed(en) van rond 1170. En nu loopt in Leiden een proefschrift van Chris de Bont, die stelt dat niet alleen de Amstel daar is gegraven, maar dat de stad is ontstaan rond het jaar 1000 (en dat de Amstel in die tijd nog geen monding had in de buurt van het huidige CS).
Tot zover wat ik op internet las.
Zoals ik al eens eerder opmerkte: ik weet niet zoveel over de geschiedenis van Amsterdam. Tenminste, vanuit professioneel standpunt gezien. Er zitten ongetwijfeld veel lacunes in m’n kennis over die duistere tijden. Veel meer dan bijvoorbeeld bij bovengenoemden.
Toch lijkt het me leuk om eens een experiment te doen.

Ik speel een ander geboorteverhaal


Laat ik nou eens uitgaan van wat ik zo’n beetje heb gelezen over de concepttijd van Amsterdam, met alle lacunes (ik laat dan verhalen over iets van Drusus en over een Romeinse villa terzijde). Laat ik als een homo ludens vanuit wat feiten eens een spel spelen, dat tot een beetje anderse conclusies komt.
Ik heb m’n hele jeugd vanuit m’n ouderlijk huis aan de Amstelveenseweg 797 uitgekeken op de weilanden, hier in het nog niet volgebouwde Buitenveldert, met daarin de Boerenwetering. Die lag zo’n beetje op de hoogte van Sijpestein nu en liep toen nog tot de Kalfjeslaan (eerder nog veel verder), maar eindigt tegenwoordig achter de RAI. Duidelijk een gegraven stuk. Kennelijk sloot die afwatering in de stad van pakweg 1200 aan op een soort ’spontaan’ water, dat later Singel is geworden en Spuistraat/NZ Voorburgwal. En dan kom ik tot vragen over de breedte van deze latere grachten: waarom is de Singel tussen Koningsplein en Munt plotseling breder, en waarom is de NZ (en zo ook in mindere mate de Spuistraat) dan weer breder, dan weer smaller?
Volgens zeggen waren er terpen waar later de Nieuwendijk kwam. Die waren er om droge voeten te houden bij hoog water van… ja, van wat? Men zegt dat de Nieuwendijk gevormd is n.a.v. de vloed(en) van rond 1170. Vóór die enorme wateroverlast was er nog nauwelijks sprake van het IJ, ook niet van een Ammerak: de inham tussen Nieuwendijk en Warmoes. De terpen waren er dan wellicht vanwege de ellende die de rivier Boerenwetering kon bereiden.

Waarom zou er een Nieuwendijk na de vloed(en) zijn aangelegd? Men wierp dijken op, ja, de Spaarndammer, de Haarlemmer, de Zee, de Zeeburger. Maar waarom zou men extra nog eens ‘rechtsaf’ gaan voor een Nieuwendijk? En de Kalverstraat? Ik heb resten van hutten gezien aan het straatje van Warmoes naar Oude Kerk: ze dateerden, zei men, uit 1100 en later (en er lagen oudere onder, meneer De Bont: u bent niet de eerste die op een veel vroeger geboortejaar van Amsterdam wijst, dat deed de vondst van die hutten al). Ook was het daar vlak, dus nog geen dijk. Die kwam pas na het vormen van een grote inham door de vloed(en).
We moeten dus overwegen of de Nieuwendijk in eerste instantie niet als begrenzing van een haven was bedoeld, maar gelijk de terpen daar als afweer tegen de ongebreidelde, brede Boerenwetering. Vóór de vloed(en) al, want waarom zou je een dijk aanleggen tussen wetering en rak, die elkaar al zouden raken? Een dijk moet normaal gesproken land beschermen. Het land dus waar pas later een inham kwam en waar pas later een dijk kwam, die Warmoes.
Wat mij altijd heeft geïntrigeerd is ook de aanleg van de Kalverstraat (daar moest ik me als journalist al in 1950 mee bezighouden toen ik voor historische documentatie en kopij betrokken was bij de bouw van een middeleeuws stadje op de Dam: Damstadt – dit binnen een grote actie van de Kalverstraatse winkeliers en omgevers op basis van een jubileum van de straat): aan de ene zijde kon die nog via het Boerenwater lopen (indicatie: extra brede Singel, veel later), aan de andere kant van het Rokin kwam geen dijk. Toch was daar een vaste basis te vinden bij al het zompige, moerassige veen dat er was te vinden: waarop later Swijght Utrecht (Doelen Hotel) werd gebouwd.

Deze feiten zijn aanleiding tot twee conclusies. Het Rokin was ooit veenwater, met een of meer veenriviertjes zoals de Grim. Aan de ene kant afgesloten door land (de kant van het monument, zal ik maar zeggen), aan de andere zijde liep er wellicht wat veenwater naar wat later de gegraven Amstel zou zijn.
De inham in het land, door de vloed(en) geslagen, ging tot een stuk land iets voorbij het monument, een natuurlijk verbinding tussen de latere Nieuwe en Oude Zijdes, de veenplas van het Rokin lag daarachter.
Aan de andere zijde zal er sprake zijn geweest van uiteindelijk een soort dam bij zeg maar l’ Europe.
Stel dat de Amstel van Omval tot voorbij Stopera is gegraven in het laatste kwart van de 12e eeuw en die dam dus de Amstel tegenhield uit te monden uiteindelijk richting CS (de beide wateren van Munt tot CS zijn niet naar de Amstel genoemd), en stel dat de Kennemers in 1204 juist die dam bij dat hotel hebben doorgestoken (een heuse dijk lijkt me veel te lang werk en op deze manier zou de Amstel een groot deel van de toenmalige nederzetting overstromen en vernielen), dan zou het Rokin dus nadien hebben kunnen ontwikkelen tot het ‘rechte binnenwater’, zoals nu de naam nog steeds zegt, en zouden zich daar langs de Kalverstraat ambachtslieden kunnen vestigen (bijvoorbeeld een schoenmaker, maar ook mensen gericht op scheepvaart naar het zuiden, en veenwerkers, gericht op het t.z.t. vestigen zelfs van een turfmarkt).
Het Ammerak, de inham die een haven werd, verdedigde men tegen invallen van het IJ/IJsselmeer met een dam (bewijsbaar) die Haarlemmerdijk en Zeedijk verbond. Toen de Amstel niet verder kon dan de natuurlijke verbinding tussen Nieuwe Zijde en Oude Zijde, en vooral ook toen bleek dat de Amstel, het Rokin dus en verderop, een prachtige vaarroute was geworden voor scheepstransporten naar het binnenland, en het Ammerak zich dus verder snel kon ontwikkelen tot doorvoer/overslaghaven, werd de landverbinding tot middeldam (middel: tussen twee dammen in) en met een sluis die nodig was vanwege het verval tussen Amstel en Ammerak (er was ooit ook een sluis, de Bintwijker tussen Spui/Boerenwetering en Rokin nodig: de Amstel had het Rokin kennelijk goed verhoogd).

de Gijsbrecht

Toen ik nog pril was, beklom ik de planken van de Schouwburg alhier en deed daar, net als m’n medegenoten Ramses Shaffy en Rita Maréchal toen van klein belang, mee aan de Gijsbrecht van Joost van den Vondel (Johan Schmidt, Albert van Dalsum). Vijftig, zestig keer hoorde ik de tekst en al die keren wist ik: dit is niet waar, het was Gijsbrecht niet, en de stad was niet zo. Vondel was geen historicus, maar een literator. Als ik een boek zou schrijven over die duistere tijden – maar het zal niet gebeuren – zou ik me verder niets aantrekken van historici en het verhaal schrijven tegen de achtergrond die ik hierboven heb geschetst. Dat is dichterlijke vrijheid: misschien wel de enige vrijheid die we hebben, schreef Vinkenoog me in 1985.

 

Karel N.L. Grazell - oktober 2008
eerste stadsdeeldichter van ZuiderAmstel
en de 3e van Amsterdam

 

Terug naar de vorige pagina <<